Evangelie van Maria Magdalena
Een evangelie van Maria
Heel belangwekkend is vervolgens de vraag naar de mensen rondom Jezus. Allereerst zijn daar zijn volgelingen, de discipelen. Dat er uiteindelijk twaalf apostelen met name genoemd worden heeft natuurlijk alles te maken met de parallel met de twaalf stammen van Israël die betrokken waren bij het oude verbond. Bijzondere aandacht verdient een vrouw die hoe dan ook een speciale band met Jezus gehad moet hebben. Maria van Magdala of, zoals haar Latijnse naam luidt, Maria Magdalena is met name in het centrum van de belangstelling komen te staan door de ontdekking van een evangelie van Maria. We weten met vrij grote zekerheid dat het hier Maria Magdalena betreft omdat in de betreffende tekst gesproken wordt over een conflict tussen Petrus en Maria en er van haar wordt gezegd dat de Verlosser haar meer liefhad dan de andere leerlingen. Vergelijking met andere bronnen, met name het evangelie van Filippus (zie hieronder), leert ons dat genoemde Maria zonder enige twijfel Maria Magdalena is. Eeuwenlang was er niets over een dergelijk evangelie bekend. In 1896 duiken enkele fragmenten ervan bij toeval op in Cairo doordat ze door een antiekhandelaar aan de Duitse geleerde C. Reinhardt te koop worden aangeboden. De fragmenten zijn geschreven in het Koptisch. Het duurt overigens nog tot 1955 voor deze fragmenten worden uitgegeven. In 1938 worden enkele Griekse verzen ontdekt in een oude collectie papyrusrollen. Ook deze tekstsnippers stammen uit Egypte. Tenslotte komt een groot deel van de tekst, negen van de negentien bladzijden, tevoorschijn bij de vondst bij Nag Hammadi. Enkele van de eerder genoemde fragmenten zijn teruggevonden in deze tekst uit Nag Hammadi. Door de verschillende papyrusfragmenten te dateren heeft men kunnen vaststellen dat het evangelie op zijn laatst in het begin van de tweede eeuw op schrift moet zijn gesteld. Tegenwoordig denkt men dat het evangelie van Maria rond het jaar honderd is geschreven en wel in het Grieks. Het is daarmee even oud als het Johannes-evangelie.
Maria van Magdala
Wat weten we nu eigenlijk over deze vrouw? De stad Magdala is hoogstwaarschijnlijk de handelsstad Mejdal in de buurt van Tiberias, aan het meer van Galilea. Het was een rijke en welvarende stad, dankzij de vele handelshuizen en de visserij. Volgens Lucas leed Maria aan een geestesziekte. Jezus genas haar door zeven duivels uit te drijven en sindsdien volgt ze Jezus. Door sommigen wordt de zevenvoudige uitdrijving in verband gebracht met de zeven treden van inwijding in de mysteriën, in dit geval van Isis, want Maria zou volgens sommige bronnen priesteres van Isis zijn geweest.
Dat Maria een bijzondere relatie met Jezus moet hebben gehad, blijkt al uit de speciale rol die zij op een paar plaatsen in de canonieke evangeliën vervult. Zij staat onder het kruis bij Jezus' dood, samen met de moeder van Jezus en de vrouw van Kleopas (Johannes 19). En bovenal is zij het die door twee evangelisten (Marcus en Johannes) wordt opgevoerd als eerste getuige van de opstanding.
Apostula apostulorum
Maria MagdalenaIn het evangelie van Filippus, een ander apokrief evangelie, lezen we (Fil 36): 'Er waren drie Maria's die altijd met de Heer optrokken: Zijn moeder en zijn zuster en Magdalena, degene die zijn metgezellin werd genoemd.' En iets verderop (Fil 59): 'En zijn metgezellin is Maria Magdalena. Hij [hield] meer van haar dan van de andere leerlingen en hij kuste haar vaak op haar [mond].' In diverse tradities wordt dan ook onomwonden gesteld dat Maria Magdalena de echtgenote van Jezus was. Hierbij dient echter opgemerkt dat in dat zelfde evangelie van Filippus het kussen spiritueel wordt geïnterpreteerd.
Het is wellicht ook deze zelfde Maria die beschouwd moet worden als de leerling die Jezus liefhad. Deze rol wordt door de kerk op grond van niet-oorspronkelijke tekstfragmenten, toebedeeld aan Johannes. Aardig in deze context is de bewering van Dan Brown in zijn boek 'De da Vinci Code' dat de leerling naast Jezus op het schilderij 'Het laatste avondmaal' van Leonardo da Vinci niet Johannes is maar Maria Magdalena (zie afbeelding hiernaast). Deze stelling kan nooit bewezen worden, de geportretteerde heeft inderdaad sterk vrouwelijke trekken maar dat was in die tijd gebruikelijk bij afbeeldingen van de apostel Johannes. Op bekende voorstudies van het werk zien we bovendien duidelijk de figuur van Johannes. Maar hoe je het ook wendt of keert, Maria is een van de belangrijkste figuren rondom Jezus. In de kerk van de eerste eeuwen wordt dat ook bevestigd door de titel 'Apostel der apostelen' (Apostula apostulorum) die haar wordt toebedeeld omdat zij in het evangelie volgens Johannes van Jezus de opdracht krijgt om zijn leer te verkondigen.
De oude kerkvaders spreken respectvol over haar en zelfs de apert vrouw-onvriendelijke Tertullianus rekent haar tot de apostelen. Als later de orthodoxie, en daarmee de suprematie van Petrus, eenmaal gevestigd is, en dat gebeurt pas in de vierde eeuw, verschuift Maria Magdalena langzaam naar de achtergrond. In het jaar 591 wordt ze door paus Gregorius de Grote vereenzelvigd met Maria van Bethanië en met de zondares die Jezus zalfde. Ze wordt sindsdien steeds vaker afgeschilderd als zondares en hoer die uitsluitend gered werd omdat ze in Jezus geloofde. In de Middeleeuwen is dit beeld stevig verankerd geraakt in de kerkelijke traditie en haar apostelschap raakt volledig op de achtergrond. Pas na het Tweede Vaticaans Concilie in de jaren zestig van de twintigste eeuw worden de drie Maria's weer officiëel uit elkaar gehaald.
De tekst
We verdiepen ons wat meer in het evangelie dat aan haar wordt toegeschreven om te zien op welke wijze ze daarin naar voren treedt. Het is op zich al bijzonder dat er een evangelie bestaat dat haar naam draagt. Vrijwel alle andere evangeliën dragen de naam van één van de mannelijke apostelen. Het plaatst Maria Magdalena al op minimaal hetzelfde niveau nu er zo'n geschrift met haar naam bestaat. De inhoud wekt echter nog meer verbazing.
De tekst (citaten uit de vertaling van Esther de Boer, zie afbeelding hiernaast), waaraan de eerste zes bladen ontbreken, begint met enkele fragmenten van antwoorden van Jezus op vragen van zijn discipelen. De aard van 'zonde' wordt door Petrus aan de orde gesteld en Jezus geeft antwoord in de geest van het Thomas-evangelie als hij zijn leerlingen op het hart drukt 'één van hart te zijn en zonder menging'. Met name de slotwoorden die hij spreekt voordat hij vertrekt, roepen meteen woorden uit het Thomas-evangelie in herinnering. Blad 8, regel 15 (nummering van pagina's en regels uit het Koptische handschrift) luidt: 'Zorg ervoor dat niemand jullie misleidt door te zeggen: 'Zie hier!' of 'Zie daar!', want de Zoon des Mensen is in jullie binnenste. Volg Hem na. Zij die Hem zoeken, zullen Hem vinden.' De parallellen met Thomas 2 en 3 zijn frappant.
Na het vertrek van Jezus blijven de leerlingen bedroefd achter en dan is Maria degene die hen moed inspreekt. Petrus richt zich vervolgens tot haar met de woorden (blad 10): 'Zuster, we weten dat de Verlosser jou meer liefhad dan de rest van de vrouwen. Zeg ons de woorden van de Verlosser die jij je herinnert, die dingen die jij weet en wij niet.' Maria verhaalt vervolgens over een visioen waarin Jezus tot haar sprak. Het grootste deel van dit visioen is verloren gegaan (de bladen 11-14). We zien in het resterende deel een stukje over het kenvermogen van de mens dat sterk Grieks aandoet en een beschrijving van machten, zoals Duisternis, Begeerte en Onwetendheid die de ziel in haar opgang naar het Koninkrijk belemmeren. Dit laatste doet denken aan de mysteriecultussen waarin de ziel geholpen wordt de weg naar binnen te gaan door haar in opeenvolgende inwijdingen te leren om bepaalde negatieve machten te overwinnen. Het eindigt met 'Vanaf dit uur zal ik de rust ontvangen'. Door wat eraan voorafgaat en dit einde lijkt het relaas van Maria een uitwerking van logion 2 uit het Thomas-evangelie. We zien duidelijk elementen uit het Griekse denken en de Mysteriecultussen verwerkt in een geschrift dat zo'n zeventig jaar na Jezus' dood ontstaan is.
Petrus en Andreas spreken hun ongeloof in de woorden van Maria uit en dit leidt tot grote droefheid bij Maria: 'Denk je dat ik deze woorden bedacht heb in mijn hart of dat ik de Verlosser bedrieg?' Levi neemt het vervolgens op voor Maria: 'Petrus, sinds eeuwigheid ben je driftig. Als de Verlosser haar waardig heeft geacht, wie ben jij zelf dan om haar te verwerpen?'
Gnostisch karakter
Verschillende elementen van het evangelie van Maria vinden we terug in andere bronnen uit ongeveer dezelfde tijd, het einde van de eerste en begin van de tweede eeuw. Met name het visioen van Maria vertoont herkenbare gnostische elementen. De tegenstelling tussen Petrus en Maria komt ook in andere geschriften aan de orde, bijvoorbeeld in de Pistis Sophia, waar Petrus over haar moppert: "Deze vrouw is voor ons onverdraaglijk omdat zij ons de gelegenheid ontneemt om iets te zeggen, maar zelf herhaaldelijk aan het woord is." Ook in het laatste logion van het Thomas-evangelie staan de figuren van Maria Magdalena en Petrus tegenover elkaar. Daarbij dient echter aangetekend dat dit laatste logion naar alle waarschijnlijkheid een latere toevoeging aan de tekst is.
Met dank aan Jos Stollman, die mij toestemming verleende om gebruik te maken van gedeelten van zijn homepage over Geschiedenis van het vroege Christendom,
'Naar de bronnen van het Christendom' http://www.thomasevangelie.nl/geschiedenis.htm vindt u onder punt 5 het Evangelie van Maria Magdalena:
http://www.thomasevangelie.nl/gesch08.htm
Zie ook onze site over de Heilige Maria Magdelena
De gnostische evangeliën zijn verworpen door de katholieke kerk.