Heilige Titus Brandsma
23 februari 1881 - 26 juli 1942
Feestdag: 27 juli
Anno Sjoerd Brandsma werd geboren op 23 februari 1881 in Oegeklooster bij Bolsward in Friesland, als zoon van Titus Brandsma, veehouder, en Tjitsje Postma. Hij stamt uit een vrome familie; drie van zijn vier zusters waren non en een broer werd een Franciscaans priester. Brandsma bezocht de lagere school te Bolsward en vervolgens tussen 1892 en 1898 het gymnasium bij de paters franciscanen in Megen (N.Br). Na het gymnasium op 17 september 1898 deed hij zijn intrede in het noviciaat van de paters Karmalieten in Boxmeer. Zijn kloosternaam wordt "Titus".
In 1900 begon Titus Brandsma met een studie wijsbegeerte en theologie. Op 17 juni 1905 wordt hij Priester gewijd in de St. Janskathedraal van Den Bosch. Na deze priesterwijding werd hij voor zijn studie naar Rome gezonden, waar hij filosofie studeert. In 1923 werd hij hoogleraar aan de pas opgerichte Katholieke Universiteit te Nijmegen en doceerde daar filosofie en geschiedenis van de mystiek. Hij was een professioneel journalist, was actief in de opkomende oecumenische beweging en in de verenigingen tot activering van de Friese cultuur, taal en godsdienstige tradities.
In 1932 houdt hij als Rector Magnificus van de universiteit van Nijmegen een beroemd geworden diesrede waarin hij opmerkt:
- Wij leven in een tijd van grote verwarring in het rijk der gedachte. De meest tegenstrijdige stelsels worden als waarheid gehuldigd en door erkende geleerden met geestdrift verdedigd. Maar de meest ontzettende tegenstelling zie ik in de gedachten omtrent God. Naast de grote menigte die God nog met eerbied aanbidt, staan die miljoenen die geen grond meer zien voor een Godsbegrip en, niet tevreden zijn bestaan te ontkennen, een strijd voeren om elke gedachte aan God uit de samenleving te bannen.
Titus Brandsma werd in 1935 benoemd tot geestelijk adviseur van de R.K. journalisten vereniging. Titus Brandsma was zeer aktief. hij schreef in dagbladen en tijdschriften op een begrijpelijke manier over geestelijk leven en belangrijke Nederlandse figuren in het geestelijk leven als Ruysbroeck, Hadewych, Geert Groote, Thomas a Kempis en anderen. In de dertiger jaren, de crisisjaren, had hij zeer veel kontakten met mensen die werkeloos waren. Waar mogelijk hielp hij hen. Trouwens, gedurende heel zijn leven trok hij op met mensen onderaan de maatschappelijk ladder. Hij leverde een grote bijdrage aan de vooroorlogse emancipatie van Katholiek Nederland. Hierbij was hij aktief op het terrein van het Katholiek Onderwijs en de Katholiek Dagbladpers
Het zijn de jaren van vóór de Tweede Wereldoorlog. Titus Brandsma kan geen vrede hebben met hetgeen hij ervaart in de samenleving van zijn tijd. Intensief zoekt hij naar een antwoord op de vraag naar de ervaring van God en hoe mensen tot die ervaring gebracht kunnen worden. Ook verzet hij zich steeds intensiever tegen het gedachtegoed van het Nationaal Socialisme. Als in 1941 de Duitse bezetter de Nederlandse pers dwingt om advertenties van de NSB op te nemen, bezoekt Titus als adviseur van de Katholieke Dagbladpers, alle katholieke dagbladen. Tijdens zijn rondgang probeert hij allen te overtuigen dat de NSB-advertenties principieel niet geplaatst konden worden. Zoals verwacht werd zijn rondgang door de bezetter ervaren als een daad van openlijk verzet - Titus was gewaarschuwd. Zijn strijd voor de persvrijheid in nazi-tijd leidde uiteindelijk tot zijn wegvoering.
Begin januari in 1942 werd een rapport bekend gemaakt met de tekst:" Der Pater Titus Brandsma (Nimwegen) is wegen planmässiger Vorbereitung einer gegen die Deutschen Besatzungsbehorden gerichteten oppositionellen Bewegung omgehend zu verhaften und einem Konzentrationslager zufuhren". Op 19 januari werd pater Titus Brandsma gearresteerd in Nijmegen en gevangen gezet in Arnhem. Daarna werd hij overgeplaatst naar de strafgevangenis in Scheveningen. Vanaf 12 maart tot 28 april verbleef Titus in het Polizeiliches Durchgangslager in Amersfoort, waar hij op 3 april (Goede Vrijdag) een conferentie hield over Geert Groote en de zin van Christus lijden en ons lijden. Na een aantal verblijven in Scheveningen (28 april tot 16 mei) en een gevangenis in Kleve (16 mei tot 13 juni) werd pater Titus over gebracht naar het kamp Dachau waar hij op 19 juni 1942 aankomt.
Op zondag 26 juli 1942 om 14.00 uur, na twee dagen in coma, overleed Titus Brandsma in de ziekenbarak van het concentratiekamp Dachau door een dodelijke injectie van de kamparts.
Paus Johannes Paulus II verklaarde Titus Brandsma op 3 november 1985 zalig.
En nu is ook de belangrijkste horde voor een heiligverklaring genomen. Dat heeft alles te maken met de ‘wonderbaarlijke’ genezing van Michael Driscoll, een karmeliet uit Florida. De pater had een agressieve kanker met uitzaaiingen in zijn lymfestelsel maar genas daarvan, naar eigen zeggen door te bidden tot Titus Brandsma. Een team van vijf onafhankelijke katholieke artsen heeft nu verklaard dat die genezing medisch gezien onverklaarbaar is.
Nu moet er gewacht worden op de volgende stappen in het heiligverklaringsproces: een speciale vergadering van theologen zal het verband van tussen de aanroeping van de zalige Titus Brandsma en het herstel van p. Michael Driscoll moeten beoordelen en bevestigen conform de gestelde theologische normen.
De resultaten hiervan gaan naar de vergadering van kardinalen en bisschoppen van de Congregatie voor de Heiligverklaring. Die brengt ten slotte advies uit aan de Paus.
Patroon:
De zalige Carmeliet prof. Titus Brandsma mag beschouwd worden als de patroon van de (katholieke) Nederlandse journalisten.
Laatste nieuws:
Heiligverklaring Titus Brandsma: 15 mei 2022
Op zondag 15 mei 2022 heeft paus Franciscus in het Vaticaan in Rome Titus Brandsma heilig verklaard.
Dit gebed schreef Titus Brandsma voor het beeld van Jezus
in de gevangenis in Scheveningen 12-13 februari 1942
Ik was U nimmer zo nabij
O, Jezus, als ik U aanschouw,
Dan leeft weer, dat ik van U hou,
En dat ook uw hart mij bemint,
Nog wel als uw bijzondre vriend.
Al vraagt mij dat meer lijdensmoed,
Och, alle lijden is mij goed,
Omdat ik daardoor U gelijk,
En dit de weg is naar uw Rijk.
Ik ben gelukkig in mijn leed,
Omdat ik het geen leed meer weet,
Maar 't alleruitverkorenst lot,
Dat mij vereent met U, o God.
O, laat mij hier maar stil alleen,
Het kil en koud zijn om mij heen,
En laat geen mensen bij mij toe:
't Alleen zijn word ik hier niet moe.
Want Gij, o Jezus, zijt bij mij,
Ik was U nimmer zo nabij.
Blijf bij mij , bij mij, Jezus zoet,
Uw bijzijn maakt mij alles goed.