“Sterre der Zee” (Stella Maris) - Maastricht

“Sterre der Zee” (Stella Maris) - Vereerd sinds de 15e eeuw

Feestdag: 10 oktober

Het genadebeeld van Onze Lieve Vrouw “Sterre der Zee”, dat zich tegenwoordig in de Basiliek van Onze Lieve Vrouw Tenhemelopneming te Maastricht bevindt, behoorde van oorsprong toe aan de paters Minderbroeders Franciscanen van de Sint-Pieterstraat. De Minderbroeders waren vurige Maria-vereerders, en het is dus niet verwonderlijk dat zij, vermoedelijk omstreeks 1470, de schenking van een Mariabeeld aanvaardden van de edelman Nicolaus van Harlaer, toen deze op latere leeftijd bij hen intrad. Het Mariabeeld is een 15e-eeuws houten beeld, van Duitse makelij, volgens de klassieke voorstelling van een "Schöne Madonna": een staande Maria, die een bloot Jezuskindje op de linkerarm draagt, dat de handjes uitstrekt naar een vrucht die Maria in de rechterhand draagt. In die 15e eeuw ontstond al rond dit beeld van de Minderbroeders een grote volksdevotie, die zelfs de verering van Sint Servaas begon te verdringen (Sint Servaas is de eerste bisschop van Maastricht. Hij verplaatste de bisschopszetel van het Bisdom Tongeren-Maastricht-Luik van Tongeren naar Maastricht. Dit gebeurde omstreeks het jaar 380). Op Paasmaandag 1532 schijnt het beeld voor het eerst te zijn meegedragen in processie. Al snel werd dit beeld, naar Zuid-Europese mode, bekleed met een wijde kegelvormige mantel, waardoor de iconograie ook aangepast moest worden: de vrucht die Maria draagt werd een soort houder voor een lelie, en het blote Jezuskindje kreeg een mantel aan en een kroon op het hoofd.

Er vonden regelmatig gebedsverhoringen en wonderbaarlijke genezingen plaats, waardoor de volksdevotie sterk werd aangewakkerd. De bloeiperiode van de verering was zonder twijfel de Spaanse periode, tussen de inname van de stad in 1579 en de sluiting van het klooster van de Minderbroeders in 1639. Een serie wonderbaarlijke genezingen deed de bedevaartgangers met grote aantallen de weg naar het Franciscanenklooster vinden. Vooral de processie op Paasmaandag kende een zeer groot succes: in 1611 telde men 19 à 20.000 pelgrims. Deze processie werd de voorloper van de heden nog bestaande bidweg. Op Paasmaandag 1532 schijnt het beeld voor het eerst te zijn meegedragen in processie. Al snel werd dit beeld, naar Zuid-Europese mode, bekleed met een wijde kegelvormige mantel, waardoor de iconograie ook aangepast moest worden: de vrucht die Maria draagt werd een soort houder voor een lelie, en het blote Jezuskindje kreeg een mantel aan en een kroon op het hoofd.

Toen de stad in 1632 door Frederik Hendrik op de Spanjaarden veroverd werd, gingen de nog altijd met de prinsbisschop van Luik gedeelde rechten over op de Staten-Generaal van de republiek der Verenigde Nederlanden. Op 3 maart 1638 werd de minderbroeder Servatius Vink gearresteerd. Hij werd van betrokkenheid bij het verraad verdacht, maar legde ondanks zware martelingen geen bekentenis af. Negen verdachten werden uiteindelijk schuldig bevonden en ter dood gebracht. De terechtstelling vond plaats op 7 juni 1638. De afgehakte hoofden van Lansmans, De la Court, Katers, pater Vink en broeder Nottijn werden als afschrikwekkend voorbeeld, met het gezicht naar de vijand, op ijzeren pinnen tentoongesteld. Sinds die tijd heet dit rondeel "de Vijf Koppen" ('de Vief Köp). De kloostergebouwen van de Franciscanen werden in beslag genomen, en de paters in 1639 uit de stad verdreven. In de nabijheid is een muurtoren van de tweede stadsmuur, die in de jaren 1906 en 1907 werd gerestaureerd, naar pater Vink genoemd.

Na de Vrede van Munster (1648) kwam er een einde aan de 80-jarige oorlog, en brak er ook voor Maastricht een relatief rustige periode aan. Een lange vrede was Maastricht niet gegund, in 1673 werd de stad opnieuw belegerd, ditmaal door Franse troepen van koning Lodewijk XIV, de Zonnekoning. De Franse overmacht (met twee stuks batterijen van de zwaarste kanonnen van die tijd, geleverd door de Delftse kanonnengieterij De Geer) werd zo groot dat al na een beleg van enkele weken de Staatse militaire gouverneur Fariaux de stad overgaf aan de Franse Zonnekoning.

Om het genadebeeld veilig te stellen heeft het een korte tijd verbleven bij de zusters Annunciaten in Wyck. Daarna werd het miraculeuze beeld van Onze Lieve Vrouw meegenomen naar het klooster Slavante op de Sint-Pietersberg, en later naar het klooster van de Minderbroeders in Tongeren. Tijdens het hierboven al genoemde zg. "Frans Intermezzo" (1673-1678) kon het beeld weer terugkeren naar Maastricht, en in 1675 werd het geplaatst in de (niet meer bestaande) Sint-Jacobskapel (op de hoek van het Vrijthof en de Bredestraat). Na de Vrede van Nijmegen, in 1678, kregen de Franciscanen nog enige tijd de beschikking over een gedeelte van hun oude kloostergebouwen, waar een noodkapel werd ingericht. Toen in 1700 de Franciscanen hun nieuwe klooster met kloosterkerk betrokken op de "Minderbroedersberg", werd daar ook het genadebeeld geplaatst.

Ten tijde van de korte terugkeer van het beeld aan de Sint-Pieterstraat, rond het jaar 1700, kreeg het beeld de benaming 'Sterre der Zee' (stella maris). De titel 'Sterre der Zee' is afkomstig van de H. Hiëronymus, de kerkvader die de Latijnse Vulgaatvertaling van de Bijbel bezorgde. Op zoek naar de betekenis van de naam 'Maria', Mirjam in het Hebreeuws, las hij de naam als een combinatie van de twee Hebreeuwse woorden mar 'druppel', en jam 'zee', dus 'druppel van de zee', in het Latijn stilla maris. 'Stilla maris' werd al snel verbasterd tot stella maris, 'sterre der zee', en als zodanig kwam deze titel terecht in de Litanie van Maria. De Mariatitel Stella Maris komt dus eigenlijk voort uit een leesfout. In de Middeleeuwen was deze eretitel van Maria zeer geliefd. Wij danken er onder andere de mooie gregoriaanse hymne Ave Maris Stella aan. De benaming 'Sterre der Zee' voor het genadebeeld van de Franciscanen werd echter pas in 1701 voor het eerst gebruikt, en wel ter herinnering aan een wonder dat in 1684 plaatsgehad zou hebben. Een edelman, graaf van Sint Pieter de Yette, baron van Rivieren, zou in dat jaar op zee in een storm terecht zijn gekomen, en zoe toen Maria hebben aangeroepen, in de beeltenis van de Madonna van de Minderbroeders, en beloofd Maria bij veilige thuiskomst een altaar te bouwen. Toen hij de storm overleefd had, en behouden thuisgekomen was, kwam hij zijn belofte na, en bouwde een mooi altaar. Sindsdien heet het beeld de 'Sterre der Zee'. Uit het einde van de 17e eeuw dateren ook de eerste vermeldingen van Maria als patrones van de stad Maastricht.

In 1796 werden door de toenmalige Franse overheid alle kerkelijke instellingen en kloosters opgeheven, en hun goederen in beslag genomen. Enkele broedermeesters van de Broederschap van de Sterre der Zee hebben toen, met medeweten van de paters Franciscanen, het beeld uit de kerk "gestolen", en ondergebracht op achtereenvolgens twee particuliere adressen, bij broedermeesters thuis: Maastrichter Brugstraat 6, en Tongersestraat 64. Op 31 maart 1804 werd het beeld, met toestemming van de Franciscanen, en met toestemming van bisschop Zaepffel van Luik, overgedragen aan pastoor Partouns en aan het kerkbestuur van de parochiale kerk van Sint-Nicolaas, echter onder de uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde dat het beeld teruggegeven zou worden aan de Franciscanen, wanneer dezen in Maastricht weer een klooster zouden bouwen. Het beeld werd geplaatst in de Sint-Nicolaaskerk (op de plaats van het huidige Hotel Derlon), en verhuisde op 10 oktober 1837, met heel de parochie, naar de Onze Lieve Vrouwekerk, die toen pas door het Ministerie van Oorlog aan het kerkbestuur was verkocht, nadat het sinds de Franse tijd een militaire bestemming had gehad, onder andere als militaire smederij! De Sint-Nicolaaskerk werd toen afgebroken.

In 1853 vestigden de Franciscanen zich wederom in de stad Maastricht, en in 1859 werden hun kerk en klooster aan de Tongersestraat ingezegend. De Franciscanen vonden het nu tijd hun miraculeus beeld terug te eisen, en hun gardiaan, Theodorus Peters, wendde in de jaren 1864-1865 verwoede en herhaalde pogingen aan bij pastoor Raetsen van de Onze Lieve Vrouwekerk en bij het kerkbestuur, om het beeld weer terug te krijgen, conform de voorwaarden in de akte van 1804. De Franciscanen hadden in hun archief echter geen authentiek exemplaar meer van de overeenkomst, en de pastoor hield zich van de domme. De Franciscanen gingen hogerop, maar bisschop Paredis wenste geen conflicten in zijn bisdom, en verzocht de Franciscanen de zaak te laten rusten. En zo komt het dat het beeld van Onze Lieve Vrouw "Sterre der Zee" nog altijd in de Onze Lieve Vrouwekerk van Maastricht staat. Daar stond het opgesteld in het noordertransept, op de plaats van het huidige Sint-Jozefaltaar. In 1903 werd het beeld overgebracht naar de Mérode-kapel, waar het zich nog altijd bevindt.

Het beeld van de Sterre der Zee wordt momenteel bekleed met verschillende mantels. De nieuwe blauwe mantel wordt gedragen bij plechtige feestdagen. De oude blauwe mantel wordt gedragen door het jaar, de rode mantel op lagere feestdagen en in de Paastijd. In de Vastentijd en in de Advent draagt het beeld géén mantel; dit is dan ook de meest oorspronkelijke verschijningsvorm van het beeld. In de Vasten en de Advent zijn de luiken van het retabel van het altaar van de Sterre der Zee gesloten.

Lied van de Sterre der Zee

O reinste der scheps'len, O moeder Maagd,
Gij, die in uw armen het Jezuskind draagt
Maria, aanhoor onze vurige bee
Geleid ons door 't leven, o Sterre der zee
O Sterre der zee, o Sterre der zee
Geleid ons door 't leven, o Sterre der zee

Bedreigen ons noodweer of storm op onz' baan
Is 't scheepj' onzer ziel in gevaar te vergaan
Bedaar, o Maria, de storm op uw bee
Stort hoop ons in 't harte, o Sterre der zee
O Sterre der zee, o Sterre der zee
stort hoop ons in 't harte, o Sterre der zee

Maria, als gij onze schreden geleidt
Schenkt gij ons uw licht en uw zegen altijd
Dan landen wij veilig ter hemelse ree
En danken u eeuwig, o Sterre der zee
O Sterre der zee, o Sterre der zee
en danken u eeuwig, o Sterre der zee