Onze Lieve Vrouw van El Rocío (Spanje)

 

Historische achtergrond

De legende gaat dat een lokale herder in de 13e eeuw een gebeeldhouwd beeld van de Maagd Maria in een boomstam vond. Hij nam het mee met de bedoeling het naar Almonte te brengen, maar viel onderweg in slaap. Toen hij wakker werd, was het weg. Hij ging terug naar de plek waar hij het had gevonden en daar stond het weer in de boomstam. Men bouwde een kleine kluizenaarshut op het kruispunt van verschillende oude wegen. In 1653 werd ze onder de titel Nuestra Señora de las Rocinas benoemd tot beschermheilige van de stad Almonte, ongeveer 15 km noordelijker, en de Broederschap van Almonte begon daar elk jaar in september pelgrimstochten te maken. In 1759 werd de datum verplaatst naar het Pinksterweekend.

Het kleine dorpje El Rocio ligt op ongeveer 80 km van Sevilla. Je kunt El Rocio en zijn witte kerk het hele jaar door in alle rust bezoeken. Echter tijdens het Pinksterweekend komen ongeveer 1 miljoen mensen samen voor de grootste bedevaart van Spanje genaamd "Romeria del Rocio". Vanuit heel Andalusië komen pelgrims gekleed in traditionele klederdracht te paard, in koetsen of te voet naar het dorp om de Maagd te eren die zij ook wel “Blanca Paloma” noemen. Het is een van de meest opvallende uitingen van de Andalusische cultuur en traditie en trekt elk jaar  pelgrims uit heel Spanje en het buitenland.

De toewijding aan de Maagd van Rocío dateert uit de 13e eeuw, toen ter ere van haar een kluis werd gebouwd in de moerassen van Guadalquivir, vlakbij wat nu het dorp Rocío is. Sindsdien is de Virgen del Rocío een van de belangrijkste devoties voor de Maagd Maria in Andalusië geworden en is de Romería del Rocío een van de meest authentieke uitingen van de Andalusische volksreligiositeit geworden.

De viering van de Rocío-bedevaart vindt elk jaar plaats tijdens het weekend van Pinksterzondag, de vijftigste dag na Paaszondag, en wordt gevierd ter herdenking van de komst van de Heilige Geest naar de apostelen en de oprichting van de christelijke kerk. Tijdens de Rocío-bedevaart maken duizenden pelgrims een pelgrimstocht naar het dorp Rocío om hulde te brengen aan de Maagd van Rocío.

Het eerste heiligdom werd gebouwd door Alfonso X "de Wijze" tussen 1270 en 1300, na de verovering van het land op de Arabieren, en wordt genoemd in het "Boek van de Jacht". Het gebouw, dat "tien varas lang is, op het zuiden gericht, met een zadeldak van hout en atrium", werd gebouwd in de Mudejarstijl.

Het huidige heiligdom werd ontworpen door de architecten Alberto Balbontín Orta en Antonio Delgado Roig en heeft een plattegrond in de vorm van een Latijns kruis, drie beuken, een lichtbeuk en aan het einde de hoofdkapel. Het heiligdom werd op 12 april 1969 ingewijd door de toenmalige bisschop van Huelva, Monseigneur José García Lahiguera, en op zondag 13 betrad de Maagd van El Rocío voor het eerst haar nieuwe kapel.

1999 markeerde de inauguratie van het nieuwe altaarstuk en de kapel van de Maagd, een indrukwekkend werk dat dient als een waardig thuis voor de Blanca Paloma (Witte Duif).

The miracle of El Rocío

Padre Quevedo vertelt over het wonderbaarlijke herstel van zijn nichtje Suzanna, die vroeger aan kanker leed. Bij haar was een hersentumor vastgesteld. Slechts enkele dagen na dit vreselijke nieuws moest Suzana een zeer gevaarlijke operatie aan de achterkant van haar hoofd ondergaan, precies daar waar alle zenuwen samenkomen en het gevaar was immens groot is. Tijdens de hele operatie hield haar moeder Pepi een gouden medaille van de Heilige Maagd van El Rocío in haar hand. Ze kneep er zo stevig kneep in, dat er uiteindelijk bloed uit haar handen druppelde.

Uiteindelijk verliep de operatie zo succesvol, dat Suzanna 100% genas. Suzanna probeert haar tranen te bedwingen. "Daarom ben ik hier," zegt ze zelfverzekerd, "daarom ga ik sinds deze operatie elk jaar op bedevaart naar El Rocio om mijn dankbaarheid te uiten aan de Heilige dat ze mijn leven heeft gered."