Verschijningen te Onkerzele (België)


1933

Op vrijdag 9 juni 1972 werd op het kerkhof van Onkerzele (bij Geraardsbergen in België) het lichaam opgegraven van Leonie Van den Dijck, een daar in 1949 overleden vrouw. Zij was de meest op de voorgrond tredende van de zieners en zieneressen uit de reeks verschijningen van de Heilige Maagd Maria, die op 4 augustus 1933 in Onkerzele begon.

Het was een veelbewogen jaar in België, dit jaar 1933, waarin tal van belangrijke verschijningen van de Heilige Maagd plaatsvonden. Het begon in Beauraing, waar Maria verscheen aan een aantal kinderen vanaf 29 november 1932 tot 3 januari. 1933. Deze cyclus was nog maar amper afgesloten, toen de Heilige Maagd in Banneux begon te verschijnen aan het meisje Mariëtte Béco vanaf 15 januari tot 2 maart van datzelfde jaar. Terwijl de strijd over de al dan niet bovennatuurlijke herkomst van deze verschijningen nog voortduurden, was er in. Beauraing een man (Tilman Côme) die beweerde dat de Heilige Maagd ook aan hem daar verscheen. Dat gebeurde tussen 11 juni en 15 augustus van dat jaar. Intussen vond op 4 augustus de eerste van een lange reeks gebeurtenissen in Onkerzele plaats door een verschijning van de Heilige Maagd aan Leonie Van den Dijck. Terwijl deze reeks verschijningen nog voortduurde, verscheen Maria op 2 en 5 oktober in Herzele aan Jules de Vuyst en Zij vroeg hem een pelgrimstocht naar Onkerzele te ondernemen. In dezelfde maand vinden bovendien de verschijningen plaats van Maria aan 2 meisjes in Chaineux (nl. op 5, 12 en 17 oktober) en van 9 - 30 oktober van dat jaar verschijnt Maria verders nog aan twee mannen in Etikhove. De reeks wordt afgesloten met de verschijningen van 29 oktober tot 7 november aan Maurice Van den Broecke in Olsene.

Uiteindelijk werden de eerste reeks verschijningen aan de kinderen te Beauraing en die van Banneux door de Kerk als echt aanvaard, terwijl over de overige verschijningsplaatsen geen, dan wel afkeurende uitspraken tot stand zijn gekomen. Om ons tot Onkerzele te beperken: De opgraving van het lichaam van Leonie Van den Dijck is gebeurd op verzoek van een “Comité” dat naamloos wenste te blijven. Bij de opgraving was de commissaris van politie van Geraardsbergen aanwezig, een zoon en een van de dochters van de overledene en voorts een aantal artsen en priesters.

Waarom deze opgraving? Eén van de voorspellingen van de zieneres was, dat ze, na een twintigtal jaren begraven te zijn geweest, opgegraven zou worden en dat men haar lichaam dan ongeschonden zou terugvinden. De opgraving gebeurde allerminst in het geheim. Er waren verslaggevers en een TV-ploeg en onder de vele dorpsgenoten, die bij de gebeurtenis tegenwoordig waren, waren ook filmamateurs, die de gebeurtenissen vastlegden. Volgens de Belgische ”De Standaard” van 13 juni 1972 stelde men bij de opgraving vast, dat het lichaam in een zinken lichter was begraven die in een houten kist zat. Volgens aanwezigen zouden gezicht, armen, handen, voeten en benen in een verrassend goede staat zijn geweest. De dokter die de schouwing verrichtte, zou hebben verklaard dat het lichaam in een toestand verkeerde als van iemand die pas overleden is. De stigmata die Leonie droeg waren nog goed zichtbaar en uit de wonde in haar zij zou nog bloed hebben gevloeid. Verschillende aanwezigen zouden er zich verder persoonlijk van hebben overtuigd, dat de ledematen nog soepel te bewegen waren en dat het lichaam ongeschonden uit het graf gekomen is. Na de opgraving is het lichaam opnieuw op een andere plaats op het kerkhof begraven in een betonnen grafkelder. Het Comité koestert de wens, daarboven een kleine kapel te bouwen.

Het begon in Onkerzele allemaal op 4 augustus 1933, toen Leonie Van den Dijck, een door haar man verlaten moeder van 13 kinderen, van wie er nog 9 in leven waren, bij een kapelletje in die plaats de rozenkrans ging bidden. Toen verscheen haar de Heilige Maagd en volgens De Standaard zou zij over die verschijning destijds tegen een verslaggever van die krant hebben verteld, hoe zij Haar waarnam: “Onder de populier boven de haag komt plots een onbeschrijflijk mooi gloeiend licht, blauw met zilver en rood, meest blauw. Onder dat licht, voor de helft steunend op de haag en voor de helft naar de kapel, komt een grote bol van grijs en blauw. Onmiddellijk daalt daarop Onze Lieve Vrouw neer. Zij komt in dat licht te staan op die bol. Haar wezen is als om in aanbidding voor neer te vallen en het geeft u zo’n eerbied! Zij heeft blond haar; het blonde haar komt vanonder haar witte voile. Een kroon met “stekers” van de helft van het gezicht langs haar voorhoofd verder omhoog om geheel het hoofd. Een lang, sneeuwwit kleed tot over haar voeten op de bol, waarop zij steunt. Een bleekblauwe gordel met knoop en twee afhangende linten, die langs onder openhangen en nog eens daartussen het wit van het kleed laten zien.”

De oproep van de Heilige Maagd in Onkerzele en het doel van Haar komst daar kunnen in enkele woorden worden samengevat:

  • “Ik ben gekomen voor de bekering van de zondaars. Men dient de zondag te heiligen.”

De Heilige Maagd Maria gaf Haar vertrouwelinge Leonie Van den Dijck echter ook mededelingen van meer vertrouwelijke en van hoogst belangrijke aard. Zij verscheen haar bijvoorbeeld eind september 1933 zeer bedroefd en zei:

  • “Bid ! Bid veel ! Laat veel bidden voor de, bekering van de zondaars. Uw land bevindt zich in groot gevaar.”

Op dat ogenblik verscheen naast de Heilige Maagd in het visioen van Leonie een rots, waar een man tegenop klom. Hij had touwen bij zich. De Heilige Maagd zei:

  • “Zijne Majesteit.”

Op een bepaalde hoogte gekomen, verscheen een andere man, keurig gekleed en nogal gezet. Zij liepen samen een eindje op en praatten en lachten. Aan de voet van een rots gingen zij uit elkaar; de tweede ging naar links, de eerste naar rechts. Op een gegeven ogenblik bevond deze zich aan touwen, waarin knopen gelegd waren, tegen een rotswand. Hij klom met behulp van zijn polsgewrichten. Hij had bijna de top bereikt, toen de andere man opnieuw verscheen, maar nu boven hem. Hij nam zijn handen beet en duwde hem achterover. Hij viel achterover en zijn hoofd sloeg tegen een steen en het lichaam stortte van die rotsen naar beneden. Toen werd het donker in het visioen. De zieneres zag de koning bloedend liggen aan de voet van de rots. Twee mannen kwamen naderbij, de een na de ander. Daarna zag zij het lichaam weggedragen worden. Vanaf het ogenblik dat Leonie dit visioen aanschouwd had, heeft zij veel laten bidden voor de Koning en voor de Koninklijke Familie. Als zij vóórbad voor deze intentie, klonk haar stem steeds droevig en vol medelijden. Op 17 januari 1934, nog geen vier maanden later, verongelukte de Koning van België, Albert I te Marche-les-Dames bij het beklimmen van een rotswand tijdens een klimtocht in de Ardennen; hij was een liefhebber van de bergsport.

Verdere voorspellingen, die in Onkerzele gedaan werden, waren die betreffende het overlijden van Koningin Astrid, de vrouw van Leopold III, die in Küssnacht (Zwitserland) bij een auto-ongeluk om het leven kwam en de troonsafstand van haar man, Leopold III, welke gebeurtenis in 1946 plaatsvond. Of en in hoeverre deze aangekondigde jobstijdingen met betrekking tot het Belgische Koningshuis mede een rol hebben gespeeld bij de beoordeling van deze aangelegenheid door het kerkelijk gezag, vast staat wel, dat de toenmalige kardinaal-aartsbisschop van Mechelen, kardinaal van Roey, in 1942 kenbaar zou hebben. gemaakt, dat men na onderzoek afwijzend stond tegenover de gebeurtenissen in Onkerzele en het aan de priesters verboden werd, zich daarmee bezig te houden, al schijnt geen publicatie van dit negatieve oordeel te hebben plaatsgevonden.

Overigens hadden de visioenen die Leonie Van den Dijck had en de boodschappen die haar werden toevertrouwd, beslist niet uitsluitend betrekking op het Belgische Koningshuis. Bij verschillende gelegenheden vertelde zij bijzonderheden over de Tweede Wereldoorlog, die zou gaan komen en over gebeurtenissen daarna. Zo wist zij te vertellen, dat de heilsgeschiedenis uit een drietal tijdperken bestond: Eén van Adam tot de Zondvloed; een Tweede van Noach tot Christus, terwijl een derde tijdperk omstreeks 1975 afgesloten zou worden. Daarop zou een korte periode van een jaar of 15 volgen, bestaande uit het tijdelijk Rijk van Christus op aarde. Aan het einde van ieder tijdperk zag God Zich genoodzaakt, door de boosheid van de mensen, handelend op te treden. De eerste maal geschiedde dit door de zondvloed; de tweede maal zond Hij Zijn eniggeboren Zoon als Verlosser op aarde en door Zijn Kruisdood kwam onze verlossing. Aan het einde van het derde tijdperk komt de straf door het vuur, waardoor 4/5 deel van de mensheid zal omkomen.

Behalve aan Leonie Van den Dijck verscheen Maria in Onkerzele ook aan het meisje Berthonia Holtskamp. Op 3 februari 1934 zei de Heilige Maagd haar o.m.:

  • “Ik kom nogmaals herhalen wat Ik verlang: Ik verlang dat men hier staties opricht ter ere van Mijn Smarten, opdat de pelgrims deze hier komen overwegen... Ik wil ook een pelgrimstocht op de eerste vrijdag na het Feest van het Heilig Hart en wel ter ere van het Heilig Hoofd van Mijn Zoon. Al degenen die de beeltenis van het Heilig Hoofd van Mijn Zoon bij zich dragen, zullen beschermd worden. Wees blijmoedig; Ik zal u nimmer in de steek laten... Vaarwel!"

Ook de via enkele verschijningen van de Heilige Maagd aan hem in Herzele naar Onkerzele ontboden ziener Jules de Vuyst, werd daar geroepen tot het verrichten van belangrijke taken en kreeg de opdracht, ook de devotie tot het Heilig Hoofd van Christus, de Zetel van de goddelijke Wijsheid, bekend te maken, vooral als redmiddel tegen intellectuele hoogmoed. Het zal geen verbazing wekken, dat juist vanwege de verspreiding van deze devotie tot het Heilig Hoofd van Christus, de Heilige Maagd en Christus Zélf hem ook de gevolgen lieten weten, die een afwijzing of verwaarlozing van Haar verlangens teweeg zouden brengen. Zij verlangde een lekenorde van vereerders van het Heilig Hoofd. Christus Zélf wees hem op de taak van de priesters bij de vervulling van deze verlangens en op hun grote verantwoordelijkheid:

  • “Omdat men geen geloof wil hechten en men de devotie tot het Heilig Hoofd verwerpt zal er . . . komen … Ik zal de kerken ontvoogden; ze zullen hun kleren afleggen. Er zullen nog weinig priesterroepingen zijn. De geloofsafval die fataal zal worden; daarvan zijn de priesters de schuld en Ik zal ze ter verantwoording roepen. En toch.....Mijn Heilig Hoofd zal aanbeden worden en vereerd ondanks de grote tegenstand van de priesters. Ik zal zegevieren. Velen worden priester voor een positie of om de eer van de familie. Laat de kleine kinderen bidden om priesters..."

Er is, na de afwijzende houding van de kerkelijke overheid (De Standaard schreef in het artikel van 13 juni 1972 dat na 1942 de Onkerzele-zaak stilletjes doodbloedde) jarenlang heel weinig in het publiek ondernomen, maar deze aangelegenheid is allerminst doodgebloed. Talrijke vereerders van de Heilige Maagd Maria en van de devotie tot het Heilig Hoofd van Christus, overtuigd van de echtheid van de verschijningen te Onkerzele en van de ernst van de verlangens, die daar door de Hemel waren geuit, hebben in stilte veel geleden en gebeden en heel hard gewerkt om, voor zover dit in hun vermogen lag, aan de verlangens van de Hemel te voldoen. Tal van voorspellingen hebben zij al letterlijk in vervulling zien gaan. Hun vertrouwen op de hulp en bijstand van de Heilige Maagd Maria, de Toevlucht van de zondaars, is in die jaren nog hechter geworden.

Nu met de ongeschonden opgraving van het lichaam van Leonie Van den Dijck opnieuw een - ditmaal wel zeer duidelijke - voorspelling van deze zieneres vervuld is, lijkt het moment wel aangebroken, dat de gelovigen via de bestaande getuigenissen over de gebeurtenissen uit de dertiger jaren in Onkerzele, daarover meer bijzonderheden te horen krijgen. Nu de tijd zó ernstig is en de gebeurtenissen zó nabij, is geen enkele vermaning en waarschuwing meer overbodig....

Voorzover bekend, zijn deze verschijningen niet goedgekeurd door Rome.