Moeder Maria van Laus
1647- 1718
Feestdag: eerste maandag van Pinksteren
Na Parijs 1830, La Salette 1846, Lourdes 1858, Pontmain 1871 en Pellevoisin 1876 heeft Frankrijk er een 6e officieel erkend Mariaheiligdom bij, nl. Laus, de plek waar Maria in 1664 verscheen aan de 16-jarige Benoîte Rencurel. Jaarlijks bezoeken 120.000 pelgrims deze plek.
De erkenning werd op 4 mei 2008 tijdens een plechtige hoogmis in Laus uitgesproken door bisschop Jean-Michel di Falco Léandri van het diocees Gap en Embrun. Aan de viering namen deel de apostolische nuntius in Frankrijk, een twintigtal kardinalen en bisschoppen, enkele politici en duizenden gelovigen.
"Ik erken hierbij de bovennatuurlijke oorsprong van de verschijningen en van de feiten die betrekking hebben op de jonge herderin Benoîte Rencurel", aldus mgr. Di Falco Léandri. "Ik moedig de gelovigen aan om in dit heiligdom te komen bidden en spiritueel tot herbronning te komen."
Benoîte Rencurel werd op 16 september 1647 geboren in het kleine Frans dorpje Saint-Étienne-le-Laus hoog in de Alpen, dichtbij Grenoble en de grens met Italië. Benoîte was een arm en ongeletterd meisje. In haar woonplaats is geen school, waardoor ze nooit lezen en schrijven heeft geleerd. Haar enige onderwijs haalt ze uit de zondagsmis. Hier leert ze de barmhartige liefde van de Heilige Maagd Maria kennen. Zij bidt vaak en langdurig de rozenkrans. Haar geliefde vader Guillaume Rencurel stierf, toen ze pas 7 jaar oud was. Toen ze 12 jaar oud was, werd Benoîte herderinnetje bij een welgestelde familie. Tegen de tijd dat zij de leeftijd van 13 bereikte, nam zij het Evangelie zeer ernstig, en toen haar dorp in grote problemen kwam door slechte oogsten, zou zij haar eigen brood aan jongere kinderen geven, die verhongerden.
Benoîte leidde vaak haar kudde schapen naar een weiland in het dal van Vallon des Fours, dichtbij het dorp St. Etienne. Daar, op een dag in de vroege lente van 1664, op de leeftijd van 17 jaar, ziet ze op een rots een hele mooie dame met aan haar hand een kind van ongekende schoonheid. Benoîte heeft boterhammen meegenomen voor tussen de middag en vraagt aan de mooie dame, of zij het brood met haar wil delen. De mooie dame glimlacht om haar eenvoud en zonder antwoord te geven en zonder haar ware identiteit te openbaren, neemt ze haar kind in haar armen en verdwijnt. Het lijkt een beetje op de eerste 2 verschijningen aan Bernadette in Lourdes. Hierbij werd ook geen woord door de verschijning gesproken. Benoîte voelde zeer aangetrokken tot de dame.
De volgende vier maanden lang verscheen de mooie dame dagelijks, waarbij ze hele vertrouwelijk gesprekken voerde met het meisje. Om haar voor te bereiden op haar toekomstige missie onderwees de dame Benoîte en vergrootte zo haar godsdienstige kennis. Benoîte sprak over de verschijningen van de mooie dame met haar werkgeefster, maar die geloofde haar in het begin niet. Op een dag echter volgt ze Benoîte stiekem naar het dal van Vallon des Fours. Zij ziet de mooie dame niet, maar ze hoort wel de woorden die de verschijning tot Benoîte spreekt. De mooie dame vraagt om haar werkgeefster te waarschuwen voor haar zondige ziel en om penitentie te doen. De werkgeefster is ontdaan door deze woorden en betert haar leven. Zij gaat veelvuldig naar de kerk en leeft de rest van haar leven een christelijk leven.
Op 29 augustus, bij haar laatste verschijning in het dal van Vallon des Fours openbaarde de onbekende dame haar naam aan Benoîte: "Ik ben Maria, de Moeder van Jezus. Mijn Zoon wenst om in deze vallei, maar niet op deze plek, te worden geëerd." Daarna verdween zij en zij verscheen een maand lang niet.
Maria zei tegen Benoîte: "Als je me opnieuw wilt zien, ga dan naar Laus. Je zult daar een kapel vinden" en ze wijst haar de weg. De volgende dag gaat Benoîte naar Laus en komt bij de kleine kapel. Ze gaat onmiddellijk naar binnen en ziet op het altaar de Maagd Maria. Als Benoîte ziet hoe stoffig het in de kapel is, wil ze haar schort in tweeën scheuren om onder de voeten van Maria te leggen. Maria had nu volledig vertrouwen in Benoîte en begon de opdracht te openbaren die zij aan het herderinnetje moest toevertrouwen. "Ik heb mijn Zoon gevraagd om me Laus te geven, en hij is akkoord gegaan," verklaarde de Heilige Maagd. Zij vertelde Benoîte dat het haar grootste wens was, dat de mensen zouden gaan begrijpen hoe God hen lief had. Maria bleef Benoîte onderwijzen en vroeg haar te bidden voor hen, die slecht leefden, zodat zij berouw zouden krijgen van hun zonden en tot inkeer zouden komen.
Inmiddels had het nieuws van de verschijningen zich verspreid en overal sprak men over de visoenen van Benoîte. Maria vertelt dan aan Benoîte, dat de olie van de lamp in de kapel (die voor het Heilig Sacrament brandt), op de zieken die er zich van zullen bedienen een genezende werking zal hebben indien ze gelovig hun toevlucht nemen tot haar voorspraak. Er worden inderdaad in korte tijd talloze genezingen geconstateerd: een kind hervindt het gebruik van een oog; iemand wordt genezen van een zweer aan de hand. In de lente van 1665 kwamen er veel pelgrims naar Laus en geschriften uit die periode vermelden, dat meer dan vijftig zieke en zwakke mensen binnen een paar maanden werden genezen. Deze olie is nog steeds beschikbaar in de basiliek van Laus voor pelgrims, die hierom vragen.
Maria had Benoîte gevraagd om voor de zondaars te bidden, maar nu gaat ze nog een stap verder. Ze vraagt haar ze individueel te benaderen en ze te vertellen, dat ze zich moeten openstellen voor Gods vergiffenis. Maria zou de pelgrims van Laus smeken om te gaan biechten. Toen het verzoek van Maria werd gerealiseerd zei zij tegen Benoîte: "Ik wil, dat hier een kerk wordt gebouwd, waar velen zullen worden bekeerd". Een mooie kerk werd gebouwd om enorme hoeveelheid pelgrims te kunnen opvangen. De nieuwe kerk werd genoemd: "Notre Dame du Laus.
Op een keer, tijdens een visioen, stuurde Maria twee heiligen naar Benoîte om haar te laten kiezen tussen twee kronen. De eerste kroon was van rozen, het symbool van een gemakkelijk en prettig leven van vrede en geluk. De tweede kroon was van doornen. Het betekende haar huidige leven op te geven en te kiezen voor een leven van moeilijkheden en lijden, die zij zou ondervinden, wanneer zij probeerde om God en haar naasten te dienen. Benoîte hoefde niet te aarzelen en koos voor de tweede kroon en aanvaardde deze, die haar werd aangeboden door Catharina van Siëna.
Toen Benoîte 46 jaar oud was, stierven de twee priesters, die in het heiligdom waren aangesteld om de pelgrims liefdevol te ontvangen. Er worden twee nieuwe priesters, Jansenisten, benoemd, die Benoîte een 19-jarige periode van zwaar lijden oplegden. Zij weigerden om te geloven dat Maria haar een opdracht had toevertrouwd. Vanaf 1700 verboden zij haar om met de pelgrims te spreken, bekritiseerden haar in het openbaar en dreigden haar te laten opsluiten. Samen met de uiterlijke vorm van lijden, ervoer zij een groot geestelijke lijden en innerlijke kwelling. Om dit het lijden meer draaglijk te maken, werden de engelen naar haar gezonden, die haar de Heilige Communie gaven. Gesterkt door het Brood uit de Hemel, bleef Benoîte trouw aan haar opdracht tijdens deze lange en pijnlijke periode van het lijden.
Op de avond van 15 Augustus 1698, had Benoîte, die zo nauw en vurig bij het lijden van Jezus was betrokken, een unieke ervaring van Hemels geluk. Zij zag Maria en de Heiligen volledig deelnemen in de vreugde van God. Dit visioen bekoorde haar zo in lichaam en ziel, dat ze alle contact met de wereld rondom haar verloor. Ze was in extase. Deze kennis van de Hemel bleef constant in haar gedachten en ondanks alle lijden, gaf dit haar vreugde en zekerheid in de Goddelijke barmhartigheid.
De zienares raakte echter uitgeput door haar constante strijd tegen de geest van het kwaad en door haar voortdurende beschikbaarheid voor de pelgrims. Hierdoor kwam zij op een punt, dat zij de spanningen veroorzaakt door het behandelen van de eindeloze menigten, die haar wensten te zien, haar aan te spreken, en haar aan te raken, psychisch niet meer kon verdragen. Zij vond het noodzakelijk om voortaan de Heilige Mis in een huiskapel op de eerste verdieping te volgen, weg van de menigten.
Benoîte stierf op 28 december 1718, op 72-jarige leeftijd. Zij verliet deze aarde in volledige helderheid, haar gezicht stralend van vreugde. Om 8 uur 's avonds werd zij herenigd met de Heilige Maagd Maria, die zij 54 jaar eerder ontboden had in het dal van Vallon des Fours. Zij werd begraven in de basiliek, die rond de kapel was gebouwd om de grote menigten pelgrims te kunnen ontvangen.
De verschijningen in Laus zijn officieel door Rome erkend op 4 mei 2008, tijdens het pontificaat van paus Benedictus XVI.
Met dank aan de webmaster van de homepage: Catholic Tradition voor het mogen gebruiken van de afbeelding van Maria van Laus en dank aan Rorate RK Nieuws Net voor het mogen gebruiken van de begintekst in de eerste alinea.