Mariaverschijningen in Lauquiniz (Spanje)

Vanaf 1968

Het Spaanse tijdschrift "Maria Mensajera" (Uitgave van de Editorial Circulo in Zaragoza) gaf in de afleveringen van november en december 1971 bijzonderheden over een nieuwe reeks verschijningen en boodschappen van de heilige Maagd Maria. Aan het relaas, geschreven door de heer L.M.Matute, ontlenen wij de navolgende bijzonderheden:

De verschijningen vinden plaats in, maar meestal buiten, een boerderij die in het herbebossingproject van Alto de Umbe ligt, bij het dorpje Lauquiniz in de provincie Bilbao (Noord Spanje). De zieneres is een vrouw, Felisa Sistiaga, getrouwd en moeder van vier al volwassen kinderen. Tot voor kort woonde het gezin op de boerderij, maar deze is inmiddels ontruimd, omdat de heilige Maagd te kennen gaf, met dit gebouw andere bedoelingen te hebben.

Voor de allereerste verschijning moeten wij teruggaan naar het jaar 1941. In de avond van de 25e maart van dat jaar zit Felisa in de keuken te wachten op de thuiskomst van haar man. Zij kijkt naar buiten en ziet daar plotseling een schitterend licht naar beneden dalen. Zij weet niet, waar dat licht vandaan komt en durft er aanvankelijk niet naar te kijken. Later bemerkt zij, dat zich in de schittering van licht een wat donkerder gestalte bevindt, omgeven door een heldere wolk.

Als na enige tijd de lichtglans verdwenen is, hoort zij kort daarop een drietal kloppen op de deur. Zij doet open, maar ziet buiten niemand. Het kloppen herhaalt zich, maar ook nu ziet zij niets. Zij laat de deur nu half geopend staan, voor het geval het toch haar man is die thuiskomt. Geschokt door de onverwachte gebeurtenissen, gaat zij in de keuken op een stoel zitten, Op dat ogenblik ziet zij in een hoek van het vertrek de heilige Maagd. Deze bevindt zich in knielende houding op een stoel en aan weerszijden van Haar staat een kandelaar met een brandende kaars. Zij heeft een boek voor Zich, waaruit Zij blijkbaar bidt. De verschijning is in het zwart gekleed en over Haar schouders hangt een zwarte sluier. Midden voor Haar borst is een Hart zichtbaar, dat door zwaarden is omgeven. Haar ovaalvormig gezicht is goed zichtbaar en heeft opvallend beminnelijke trekken. Zij lijkt 18 â 20 jaar oud te zijn en glimlacht. Haar handen zijn juist even zichtbaar onder de wijde plooien van Haar mantel en aan Haar pols draagt Zij een volledige rozenkrans (van 15 tientjes) van bruine kleur. Boven Haar hoofd is een kroon zichtbaar van zeer stralende sterretjes.

De zieneres begint te huilen en vraagt de verschijning, haar met Zich mee te nemen. Deze antwoordt echter niet en verdwijnt na korte tijd. Even later komt de man van Felisa thuis en zij vertelt, wat haar zojuist overkomen is. Zij spreken af, met niemand over het voorgevallene te spreken. Er verstrijken dan jaren, waarin niets gebeurt; slechts éénmaal zag Felisa een Engel, die boven de takken van een appelboom verscheen, dicht bij huis, maar die haar niet toesprak.

Pas vanaf 1968 gaan de bijzondere gebeurtenissen verder. In dat jaar hoort Felisa op een goede dag klokkengelui en geluiden, die van een godsdienstige plechtigheid schijnen te komen. Zij hoort biddende mensen die een heilige Mis bijwonen en ook het omslaan van bladzijden in een kerkboek.

Het jaar daarop - 1969 - verschijnt de heilige Maagd Maria weer aan Felisa, voor het eerst op 28 maart, als zij met een kleindochtertje vlak bij huis wandelt. Felisa vraagt Haar in het dialect van de streek, wat Zij van haar wil, maar krijgt geen antwoord en na korte tijd verdwijnt de verschijning weer.

Op 23 mei richt de heilige Maagd zich voor het eerst tot Felisa met deze woorden:

Ik houd veel van u en verlang uw redding,
om u rondom God te verenigen.
Ik kom voor Mijn kinderen;
Ik kom met de vredesboodschap voor de wereld.

De heilige Maagd verlangt een kapel in de boerderij, op de plaats waar Zij verscheen. Een Engel vraagt Felisa, een wit houten kruis te plaatsen bij de put, waar Maria haar verschillende malen verschenen is. Op 9 augustus 1969 verschijnt een Engel aan haar, die om zijn hals een tasje draagt. Daaruit haalt hij twee kaarsen die vanzelf gingen branden. Ook haalde hij er een stukje zwarte stof uit, zeggende dat de mantel van het beeld van de heilige Maagd van die soort stof gemaakt diende te worden. Bij die gelegenheid had de Engel Felisa getuigen mee laten brengen die, naar hij tevoren verklaard had, ook het licht zouden zien. Er was dus een groep mensen aanwezig toen, om tien uur in de avond, de Engel bij de put verscheen. Felisa bad op enige afstand van de andere mensen. Toen de Engel haar verscheen en de andere mensen aan het bidden waren, zagen zij ineens een heldere lichtschijn, die een groot gedeelte van het struikgewas rond de put verlichtte. Onder de indruk van het gebeuren, begonnen zij daarop te zingen en toen was het, alsof grote scharen van engelen in koor met hen meezongen.

In december 1969 liet de Engel bij een verschijning bij de put duidelijk de afdrukken van zijn voeten achter. Zij bleven geruime tijd zichtbaar en weerstonden de invloed van allerlei weersomstandigheden. Later echter werden zij door een ongelovige met een stok uitgewist.

Op 26 september van het jaar daarop (1970) verscheen de heilige Maagd om half zes in de namiddag aan Felisa en vroeg haar: “Ben je bereid het Bloed van Mijn Zoon te ontvangen? Toen de zieneres bevestigend antwoordde, bood Zij haar aan, uit een gouden kelk te drinken die Zij bij Zich droeg. De aanwezigen zagen de tong van zieneres, nadat zij van het bloed uit de kelk had gedronken en men constateerde, dat zich toen op de tong enkele dikke druppels bevonden, die het midden hielden tussen wijn en bloed en die schitterend van kleur waren. De heilige Maagd vroeg tijdens één van Haar verschijningen ook de rozenkrans van de zieneres. Felisa hield die naar de verschijning omhoog en de aanwezigen zagen de rozenkrans omhooggaan, voor enige ogenblikken verdwijnen en kort daarop zagen ze hem stralend terug. De rozenkrans, die zwartgeverfde kralen had en vergulde schakels, werd door de zieneres terugontvangen met witte kralen en matzilveren schakels. Daarbij verspreidde hij ook een heel aangename geur.

 

Na deze gebeurtenissen kwam de heilige Maagd zeven dagen achtereen bij Felisa terug en vroeg haar, of zij de heilige Eucharistie wilde ontvangen voor de vrede in de wereld. Ditmaal zagen de aanwezigen op de tong van Felisa een witte en lichtende hostie, die daar enkele ogenblikken zichtbaar bleef. Deze mystieke Communies schijnen plaats te vinden als eerherstel en om zielen te redden. Bij een dergelijke gebeurtenis op 3 januari 1971 zei de heilige Maagd haar:

Wat Ik je geef, dient voor de vergeving van de zondaars en om het Rijk Gods uit de doodsstrijd op te wekken.

Ook bij deze verschijningen roept Maria de mensen op, naar de plaats van Haar verschijningen te komen en daar zoveel mogelijk de rozenkrans te bidden voor de bekering van de wereld en om kastijdingen te voorkomen. Over de boodschappen, die de heilige Maagd aan Felisa Sistiaga toevertrouwde, kan het volgende gezegd worden. Maria zei haar:

Uw zending bestaat daarin, Mij te helpen,
opdat de anderen Mij leren kennen.
Bid voor de zondaars en doe boete.
Blijf elke dag bidden.
God weet, waarom Hij u heeft uitgekozen.
Gaat heen en verkondig dat het Rijk Gods nabij is.

Deze woorden worden door de heilige Maagd niet alleen gericht tot de zieneres en haar familie, maar zijn ook van toepassing op andere leken, die door de heilige Maagd “Haar apostelen onder de mensen” genoemd worden en waarover Zij zei, dat zij het zullen zijn, die God zullen volgen en de wereld zullen redden!

Voorts zei de heilige Maagd in dit genadeoord:

Ik kom niet alleen voor u; Ik kom voor heel de mensheid.
Ik ben de laatste waarschuwingen aan het geven.
Op veel plaatsen ben Ik verschenen,
maar er zijn maar weinig mensen die geloof hebben.
De zieners en Ik blijven alléén.
Men slaat weinig acht op de wonderen.
Op de plaatsen waar Ik verschijn, blijft de boodschap op Mijn lippen hangen.

Omdat de overgrote meerderheid van de mensen praktisch de dringende oproepen van de heilige Maagd verwerpt, kan men Haar klachten begrijpen, die Zij hier, verschijnende als de Moeder van Smarten, geuit heeft.

Ik draag een groot leed en ben zeer bedroefd,
door het gebrek aan geloof onder de mensen.
De laatste poging van de Hemel zal het wonder zijn
voor de bekering van de zondaars.
Mijn Zoon en Ik wachten af,
of de mensheid zich van Ons iets wil aantrekken.

Over de komende gebeurtenissen zei de heilige Maagd o.m. dit:

Vóór de kastijding zal bij wijze van waarschuwing
de hele hemel verlicht worden door een kruis.

Als dat kruis uiteenvalt, brengt het een ontzaglijk helder licht teweeg,
dat zó sterk is, dat het licht van de zon er: niet doorheen gezien wordt.
Dat duurt vier uur.
Daarop zal een brandende wind de hele aarde teisteren.
Velen zullen sterven van schrik,
maar zij die in God geloven, zullen niets te lijden hebben.

Als bewijs voor de echtheid van Haar verschijningen heeft de heilige Maagd een teken achter willen laten. Zij kondigde dit aan de zieneres met deze woorden aan:

De eerste dag waarop Ik je kwam redden,
daalde Ik allereerst naar de put af.
Dit water blijft vanaf vandaag voor altijd gezegend.
Het zal zieken en gezonden genezen.
Laten ze zich het gezicht en de voeten daarmee wassen.

In bijna al Haar latere verschijningen heeft de heilige Maagd op dit teken gewezen als men een bewijs vroeg voor de echtheid van Haar verschijningen:

Hij die in Mij gelooft, zal bij de put genezen.
Het water zal blijven genezen.

De eerste die genas door het water uit de put, was de echtgenoot van Felisa. Hij was door de medici al jaren geleden opgegeven omdat hij aan een soort kanker leed, die, menselijk gezien, ongeneeslijk was. Nadien zijn zeker nog vijf personen genezen.

Voor de toekomst kan wellicht nog van belang zijn, dat de redactie van het tijdschrift Maria Mensajera van Felisa een tweetal gesloten enveloppen ontving. Zij mogen slechts geopend worden nadat een tweetal gebeurtenissen hebben plaatsgevonden die daarin beschreven zijn. Daar het hier om toekomstige gebeurtenissen gaat, meende men er goed aan te doen, dit al op voorhand aan te moeten kondigen, zodat de betekenis daarvan voor later des te groter zal zijn.