Kruisverheffing
14 september
Eerste Kruisverheffing 325
De liturgische kleur van het feest is rood
Het Heilig Kruis werd - naar overgeleverde verhalen - gevonden door Sint-Helena, de moeder van Constantijn de Grote. Omstreeks 324 maakte zij een pelgrimstocht naar Jeruzalem en liet opgravingen doen, waarbij naast het kruis ook de grafkelder ontdekt zou zijn. Hierover werd voor het eerst bericht in 325 door Eusebius van Caesarea. Uit de 4e eeuw stammen ook de verslagen van bisschop Cyrillus van Jeruzalem, Ambrosius van Milaan, Socrates Scholasticus en Theodoretus van Cyrrhus. Uit het jaar 383 is er een verslag van de religieuze Egeria bewaard, die een bedevaart naar Jeruzalem maakte.
Tweede Kruisverheffing 628
De tweede gebeurtenis speelde zich af in het jaar 628. Veertien jaar eerder, in 614 dus, was Jeruzalem veroverd door de Perzische vorst Khosroe († 628). Hij roofde alle schatten uit de kerken weg en voerde de hele bevolking in ballingschap met zich mee naar Perzië. Zo behoorde ook het Heilig Kruis tot zijn buit. Maar in 628 behaalde de Griekse keizer Heraclius († 641) op zijn beurt de overwinning op Khosroe. En met veel eerbetoon bracht hij het Heilig Kruis plechtig terug naar Jeruzalem.
Met het kruis op zijn rug kwam de keizer, die toch al behoorlijk op jaren was, de stad binnen. Maar plotseling was hij niet meer een staat de ene voet voor de andere te zetten. Op dat moment zag de toenmalige patriarch van Jeruzalem, Zacharias († 631; feest 21 februari) in een visioen, hoe een engel wees dat de keizer zijn vorstelijke kleding moest afleggen en net als Christus destijds blootsvoets en vernederd het kruis op zich moest nemen. Hij vertelde aan de keizer wat hij gezien had. Prompt legde deze zijn fraaie feestdos af en gehuld in armelijke kledij op blote voeten nam hij het kruis op zich om het naar Golgotha te dragen, waar de kerk van de Opstanding staat. En er heerste grote vreugde bij de christenheid over de gehele wereld. Dit alles vond plaats op 14 september van dat jaar.