Kevelaer (Duitsland) 1641


"Bouw mij op deze plaats een kapelletje"

Kevelaer was destijds een gehucht met maar enkele huizen en een paar honderd inwoners. Het was gelegen op een kruising van oude handelswegen en lag daarom strategisch in het Overkwartier Gelderen, ook wel Opper-Gelre genoemd, dat bij het hertogdom Gelderen hoorde. Er werd dan ook regelmatig om het gebied gevochten. In 1581 ging het Overkwartier met het hertogdom Gelderen mee toen de Calvinistische Republiek der Zeven Provinciën Philips II afzwoer en een eigen staat vormde. Gedurende de Dertigjarige Duitse godsdienstoorlog (van 1618 tot 1648) was het Overkwartier toneel van zware strijd. De streek rond Kevelaer had enorm te lijden van rondtrekkende troepen. In 1635 plunderden Kroatische troepen, die aan katholieke zijde vochten, Kevelaer en doodden bijna alle inwoners. Ter nagedachtenis aan deze gruweldaad werd het Kroatische hagelkruis opgericht. Reeds in het jaar 1639 zou in Kevelaer een lichtverschijning van de Luxemburgse Madonna hebben plaatsgevonden. Deze bijzondere gebeurtenis deed in Niederrhein de ronde.

Tegen eind december van het jaar des Heren 1641 gebeurde het dat een zekere burger van Geldern, Hendrich Busman genaamd, om zijn koophandel uit te oefenen, die zeer onbeduidend was, drie mijlen vanaf zijn woonplaats gereisd was, naar het dorp Wees (Weeze) in het Clevish Landt, op een mijl afstand van het dorpje Kevelaer. Hij maakte deze reis naar Wees wel vaker om dan via Kevelaer weer terug te keren naar Geldern, waar hij woonde. Zoals gebruikelijk knielde hij ook nu weer neer bij het hagelkruis op het 'Kevelarsche Velt' en wat gebeurde er toen? Terwijl de vrome man aandachtig met God in gebed verenigd was, hoorde hij een stem die hem scheen toe te spreken met deze woorden: "Op deze plaats moet u voor mij een kapelletje bouwen." Hij stond verstomd en keek rond maar omdat hij niemand zag schonk hij er verder geen aandacht aan, zeker ook waar hem de middelen ontbraken om deze opdracht te vervullen. Nadat hij klaar was met zijn gebed ging hij zonder hierover nog na te denken naar huis. Maar omdat hij na acht dagen die zelfde stem nog eens had gehoord vroeg hij na thuiskomst zijn vrouw om raad; zij besloten om van de schamele winst dagelijks iets te sparen voor de bouw van een kapelletje. Nadat er enige tijd voorbij was gegaan hoorde hij voor de derde maal de stem, ditmaal wat indringender.

Met toestemming en met hulp van de toenmalige pastoor van Kevelaer, Johannes Schink, begon hij al spoedig aan de bouw van een kleine kapel. Kort na Pasen 1642 krijgt de vrouw van Hendrik, Mechel Schrouse, een nachtelijke verschijning. Zij ziet in een helder wit licht een kleine kapel met daarin een afbeelding van O.L. Vrouw van Luxemburg. Deze afbeelding van O.L. Vrouw van Luxemburg was kort daarvoor aan haar te koop aangeboden door twee Hessische soldaten. Ze kocht het niet, want ze vond het te duur. Dit verhaal is voor Hendrik de bevestiging van zijn Hemelse opdracht. Hij stuurt zijn vrouw op pad om de afbeelding (een koperdruk) te verkrijgen, dat lukt haar na veel moeite. Het betreft hier een afbeelding van O.L. Vrouw van Luxemburg, zoals zij daar vooral tijdens de pestepidemie van 1623 spontaan werd vereerd als de "Troosteres van de bedroefden". Met nog meer gedrevenheid zorgt Hendrik ervoor dat de kapel er komt.

Op zondag 1 juni 1642 (in alle stilte) is het zover. Pastoor Johannes Schink plaatst de afbeelding in de kapel. De afbeelding, oftewel het genadebeeld, is een eenvoudige koperdruk ter grootte van 7,5 x 11 cm. De tekst op dit prentje luidt: "Getrouwe afbeelding van de Moeder Van Jezus, de Troosteres van de Bedroefden, in de omgeving van Luxemburg, beroemd door wonderen en vereerd door vele mensen". Op dezelfde dag is er al een flinke toeloop van nieuwsgierige mensen. Het verhaal van deze wonderlijke gebeurtenis gaat als een lopend vuurtje door de streek. Kevelaer wordt een bedevaartplaats.

Op 8 september 1642, het feest van Maria Geboorte, gaan Reinier en Margaretha van Volbroek (ze wonen in Hassum bij Kleef) met hun zieke zoon Peter op bedevaart naar Kevelaer. Peter is al vijf jaar verlamd en kan noch lopen noch staan. Alles hebben ze al gedaan om Peter van zijn kwaal te bevrijden. Uiteindelijk zoeken ze hun toevlucht tot O.L. Vrouwe van Kevelaer. Twee dagen na het bezoek aan Kevelaer kan Peter weer zonder problemen lopen. Door deze wonderbaarlijke verhalen groeit de belangstelling voor Kevelaer. In 1643 vindt de eerste processie plaats, dit gebeurt vanuit Rees bij Emmerich. Te voet trekt een grote groep bedevaartgangers, al biddend en zingend, naar Kevelaer.

In 1643 is er ook sprake van een wonder bij iemand uit de Over-Betuwe. Het verhaal wordt op 13 augustus 1643 voor de burgemeester en Schepenen van Huissen uit de doeken gedaan. De secretaris van Huissen, Lucas Verhoeven tekent het verhaal op. Eerutgen Dircks, een ongehuwde vrouw uit Huissen, leed al jaren aan "open" benen. Zij had al juffrouw Walraven Mom bezocht "die om dusdanige accidenten te genezen, goede experientie heeft", maar tevergeefs. De verhalen over de mirakelen te Kevelaer lokte haar daarheen. Nadat ze tweemaal was geweest, genazen haar benen op wonderbaarlijke wijze, zonder medicijnen zoals uitdrukkelijk wordt verklaard. Getuigen waren: "Joffer Mom Toenis int Ros, Gretghen van Montport, Lysbet en Iennenken int Ros".

Reeds in 1643 werd met de bouw van een bedevaartkerk, de tegenwoordige kaarsenkapel, begonnen. In de kaarsenkapel zijn grote kaarsen te zien, die door de verschillende groepen pelgrims als ex-voto's geofferd werden. De schilden vertellen u, dat vele bedevaarten kunnen bogen op een lange traditie. In 1654 wordt het eenvoudige kapelletje van Hendrick Busman vervangen door de tegenwoordige zeshoekige kapel, de zogenaamde genadekapel. De Mariabasiliek werd gebouwd in de jaren 1858-1864. Het priesterhuis tegenover de kapel werd in 1647 door de Oratorianen gebouwd en in 1889 werd de kruisweg aan de rand van de stad aangelegd. De synode van Venlo gaf de kerkelijke bevestiging aan Kevelaer als officiële bedevaartplaats en de Oratorianen stelden alles in het werk om de bekendheid van de Mariabedevaartplaats te bevorderen. De bewoners van het dorpje profiteerden uiteraard van de groepen pelgrims en langzaam maar zeker breidde het dorp zich uit en kwamen er herbergen en later hotels en restaurants. In het jubleumjaar 1742 waren er dagen dat meer dan 20.000 pelgrims het Maria-oord bezochten. In de loop van de achttiende eeuw liep het aantal pelgrims al op tot zo'n 400.000 personen per seizoen.

Voor Nederlanders is Kevelaer een geliefde bedevaartplaats, ook omdat het Maria-oord net over de grens bij Venlo ligt en snel te bereiken is. Kevelaer heeft een sfeervol stadscentrum en alle prachtige gerestaureerde heiligdommen liggen aan een mooi plein, de Kapellenplatz. De aantrekkingskracht is vooral gelegen in het feit, dat Kevelaer de plek van en voor de eenvoudigen is, maar deze aantrekkingskracht zit niet in het grootse van een bijzondere gebeurtenis maar in een klein, vaal plaatje, dat op 1 juni 1642 in een klein stenen kapelletje werd geplaatst, zie hierboven. Op de Kapellenplatz vindt men naast de indrukwekkende basiliek en het priesterhuis, de doop- en biechtkapel, de genadekapel, de sacramentskapel en de kaarsenkapel. Ook de Pax-Christikapel, de Don Bosco-zaal, het Petrus- Canisius-huis en de vaandelzaal. De naast de Pax-Christi-kapel beginnende overkapte kruisweg is bijzonder geschikt voor gehandicapten. Het grote kruiswegpark voor afzonderlijke pelgrims en voor processies begint tegenover het Clarissenklooster. De kruisweg eindigt in het Mariapark voor het monumentale beeld van de Madonna met de schutsmantel. Kevelaer wil een plaats zijn van religieus leven van de katholieke kerk; een plaats van bezinning waar men zich thuis voelt en geborgenheid kan ervaren. Het bedevaartseizoen begint met de opening van het pelgrimsportaal op 1 mei en sluit op 1 november. Meer dan 800.000 mensen uit Duitsland en van heinde en verre bezoeken jaarlijks de bedevaartplaats van Maria te Kevelaer. Het eenvoudige genadebeeld met de titel 'Troosteres der bedroefden' heeft door de eeuwen heen steeds de mensen aangetrokken. Dit feit wordt als een boodschap gezien: "God heeft om te handelen niet het grote, geweldige, indrukwekkende nodig, waaraan men zich niet kan onttrekken, maar voor God is niets te gering om er iets groots mee te bewerkstelligen."

Bronvermelding: Nieuwsbrief over Actuele Verschijningen "Avé" van december 2004, met toestemming.

O Maria die daar staat,

Gij zijt goed en ik ben kwaad;
Wilt Gij mijn arme ziele gedenken,
ik zal U een Avé Maria schenken. Avé Maria