Heilige Don Bosco

1815 - 1888

Feestdag: 31 januari

Ook bekend als: Don Bosco; Johannes Bosco; John Bosco; Giovanni Bosco; Giovanni Melchior Bosco; John Melchoir Bosco

Zijn jeugd:

Giovanni Bosco was een Italiaanse priester. Hij werd op 16 augustus 1815 in het dorpje Becchi, nabij Turijn, geboren als zoon van een arme boer, die met hard werken zijn kost verdiende. De eerste levensjaren van Johannes Bosco hebben hem voor altijd getekend. Zijn vader overlijdt als hij nog maar 2 jaar is, in 1817. Als kind helpt Johannes mee in de stal en hoedt het vee. Op school krijgt hij een vriendje, Luigi, maar deze sterft en dat raakt Johannes heel diep. Gelukkig heeft hij zo zijn eigen manieren om zich over zijn verdriet heen te zetten. Hij gaat naar kermissen en kijkt de kunst van het goochelen en jongleren zo goed mogelijk af. Balancerend over een koord of met zijn vliegensvlugge vingers weet hij vervolgens kinderen te vermaken en is immens populair. Hij had wel een "bijbedoeling": de voorstelling begon met gebed en tussen twee acts krijgen de kinderen de samenvatting van de laatste preek van meneer pastoor te horen! Op negenjarige leeftijd had hij in een droom "de jeugd" als werkterrein gezien: zijn roeping als priester en als vader van de verlaten proletariërjongeren. Die droom is verschillende keren teruggekeerd. De jeugdjaren van Don Bosco waren niet gemakkelijk. De opleiding kostte geld en Joannes Bosco was arm. Hij pakte alles aan om aan geld te komen. Verzamelde paddestoelen, hij ving vogels, maakte hoeden en kooien, spon wol en vlas, breide kousen en gaf later les aan achtergebleven kinderen. Hij werkte als boerenknecht en als herder. Hij bezocht de school in Castelnuove en kreeg zijn onderricht van enkele priesters. Hij woonde bij een kleermaker van wie hij de kunst van het kleermaken en het musiceren leerde. Hij werd een duizendpoot in de meest uiteenlopende zaken, tot goochelen toe.

Een voorbeeld voor opvoeders:

Pas in het seminarie kreeg hij echte vorming en las hij veel boeken. Op zijn zesentwintigste, in 1841, werd hij tot priester gewijd en ging hij verder als "Don Bosco" door het leven. Hij wijdde zich geheel aan de opvoeding van de verwaarloosde jongeren. Tijdens zijn priesterschap leerde Don Bosco de trieste levensomstandigheden van de jongens kennen in de voorsteden van Turijn. Turijn was in die tijd een snel groeiende stad. Veel mensen trokken van het platteland naar de stad op zoek naar werk en eten. Ze brachten ook heel wat problemen met zich mee. Jonge mensen doolden door de straten, werkloos, verloren, tot het ergste bereid. Er waren steeds meer opvanghuizen voor ex-prostituees en zwerfjongeren nodig. Don Bosco wilde een eind maken aan die sociale wantoestanden. Op een avond gaat Don Bosco de Mis lezen. Hij hoort hoe de koster een jongen afsnauwt. Hij springt ertussen en begint een gesprek. De jongen heeft geen ouders meer, geen werk, geen opleiding, geen geloof... "Wat kun je dan wel?" vraagt de priester. "Fluitspelen!" "Kom dan vanavond met je vrienden en je fluit terug." Dit is het begin van Don Bosco's jeugdwerk. Hij heeft geen idee waar hij aan begint en wat het zal worden. Gewoon aan de slag gaan, dat is zijn motto. In goed vertrouwen op de hulp van Boven.

Een klein clubje komt elke zondagmiddag samen. Don Bosco eet, speelt en bidt met ze en probeert ze telkens wat te leren. Er komen er meer en meer. Hij moet zelfs uitzien naar een grotere plek. Natuurlijk is er gemopper: "Al die schoffies en dat lawaai, en die priester doet zelf nog mee ook..." Het clubje blijft groeien. Don Bosco koopt een loods met drie kamers. Nu kan hij de jongens ook onderdak bieden. Op een avond wordt er nog laat op de deur geklopt. Weer een dakloze jongen. Don Bosco geeft hem zijn eigen matras en gaat zelf op een plank slapen. Driehonderd worden het er. Vijfhonderd. Een heel stadje. Don Bosco organiseert ambachtslessen en bedelt stad en land af voor "zijn" jongens. Langzaam komen enkelen zich aanmelden om hem te helpen. Naar de heilige Franciscus van Sales, een man met een groot hart voor hulpbehoevenden, zullen ze "Salesianen" gaan heten. Don Bosco probeerde goede arbeidsovereenkomsten af te sluiten tussen werkgevers, de jongens en hemzelf. Hij bouwde huizen, waar arme jongens konden uitgroeien tot geschoolde werkkrachten, eerlijke mensen en goede christenen.

Don Bosco liet zich niet meeslepen in de politieke en sociale twistpunten van die dagen. Hij streefde naar het onmiddellijk haalbare. Daarvoor had hij de steun en de medewerking van iedereen nodig. Dankzij de hulpmiddelen van velen heeft hij de armen goed gedaan. Hij schreef veel, had talloze contacten tot en met de paus aan toe, was veel op stap voor zijn jongens en zijn werk. Maar het liefst was hij thuis in Turijn. Gewoon tussen de jongens. En als hij er was, was alles goed. Zoals een ooggetuige beschreef: "Je kreeg de indruk, dat hij iemand was, die vol aandacht was voor al wat rondom hem gebeurde; hij luisterde naar alles, vatte alles, beantwoordde alles, maar toch weer zo dat je zou zeggen, dat zijn gedachten elders waren: bij God. En toch zei hij tegen ieder precies wat hij of zij nodig had." In 1846 stichtte hij het eerste oratorium van de heilige Franciscus van Sales en vanaf 1859 begon hij de Congregatie van de Salesianen van Don Bosco, die in het jaar 1874 door paus Pius IX werd bevestigd en erkend. In 1876 tenslotte werd de Gemeenschap van de Salesiaanse Medewerkers opgericht. Zo groeide het werk van Don Bosco voor jongeren wereldwijd. Op 31 januari 1888 stierf Don Bosco en werd begraven te Valsalice. In 1929 werd zijn lichaam overgebracht naar de kerk van Maria, Hulp der Christenen, in Turijn. Paus Pius XI heeft deze grote ordestichter op 1 april 1934 heilig verklaard.

Het geheim van zijn succes:

Don Bosco was een man met een hart voor God en een hart voor kinderen en jongeren, en blijft een voorbeeld voor opvoeders, ook in onze tijd. Wanneer Don Bosco zijn jongerenwerk gesticht heeft en dit door zijn congregaties tot in Amerika verspreiding heeft gevonden, krijgt hij, enkele maanden voor zijn dood een brief van de rector van het grootseminarie van Montpellier in Frankrijk. Deze vraagt hem naar het geheim van zijn succes, naar de methode waarmee hij zijn vele werken tot stand heeft gebracht. Don Bosco leest de brief voor aan zijn naaste medewerkers in het bestuur van de Salesiaanse congregatie en roept uit: "het geheim van mijn succes, mijn methode, ik weet het zelf niet. Ik ben altijd verder gegaan zoals de omstandigheden van mij vroegen en de Geest van de Heer me ingaf."

Als geroepen:

Europa beleeft in 1815 een woelige periode. Napoleon wordt voorgoed verslagen; landen en regeringen proberen zo snel mogelijk de voorbije jaren te vergeten en het verleden te herstellen. Maar Europa zou nooit meer worden wat het geweest was. Een nieuw politiek en sociaal tijdperk is onherroepelijk begonnen. Op het arme platteland van Noord-Italië groeit Giovanni Bosco op. Een pienter kereltje dat hard moet werken om te kunnen studeren, want studeren was noodzakelijk wilde hij priester worden. Het is een droom die stilaan duidelijker wordt. Het is dan ook een hele gebeurtenis als hij kan intreden in het seminarie van Chieri, een provinciestadje van Piëmonte. De woorden van zijn eenvoudige moeder: "De eer zit niet in het priesterkleed maar in de deugd", draagt hij met zich mee. Als Don Bosco na zijn priesterwijding in 1841 aan de slag wil, raadt zijn geestelijke begeleider hem aan om nog een aantal jaren te studeren aan het Convict, een opleiding waarbij de klemtoon ligt op de pastoraal. De eenvoudige boerenzoon die opgegroeid was in de dorpjes van Noord- Italië komt er in aanraking met de grootstad. In de gevangenissen wordt hij geconfronteerd met jongens die er bij misdadigers van allerlei slag zitten. Op de straat treft hij heel wat jongeren aan die doelloos rondzwerven. Velen vinden geen werk, hebben geen thuis of als ze al werk hebben, moeten ze in erbarmelijke omstandigheden hun brood verdienen. De jonge priester komt er in contact met een wereld die hij helemaal niet kende. Dat laat hem niet los. Het lijkt alsof God hem opnieuw roept, daar in die situatie voor die jongeren.

Op de straten en pleinen van Turijn hoort hij zijn echte roeping. Zijn geestelijke begeleider, don Cafasso stimuleert hem om het catechesegroepje van de parochie over te nemen. Het klikt tussen Don Bosco en die jongeren. Met open oren en ogen kijkt en luistert hij naar wat bij jonge mensen leeft. Hij merkt hoe zij overdonderd worden met lectuur van allerlei slag en prompt start hij een klein tijdschriftje waarin hij jongeren en gewone mensen in een meeslepend verhaal de basisbeginselen van het geloof uiteenzet. Hij begint werkplaatsen voor schoenmakers, kleermakers, boekbinders, schrijnwerkers en een lyceum. Maar wat als hij het niet meer zal kunnen? In Don Bosco groeit de idee om een gemeenschap te beginnen met jongens die zich op dezelfde manier voor de jeugd willen inzetten. Naar de heilige Frans van Sales noemt hij ze 'salesianen' omdat hij geduld en zachtmoedigheid - twee begrippen die Frans van Sales veel gebruikte - heel belangrijk vindt in de opvoeding van jonge mensen. Wat heel eenvoudig begon, groeit enorm snel in en buiten Turijn. Geen project is te zwaar als het de jeugd ten goede komt! Zo begint Don Bosco in 1863 de bouw van een basiliek ter ere van Maria, hulp van de christenen. Hij organiseert loterijen en schrijft honderden brieven om geld in te zamelen voor zijn jeugdwerk. Het is een gelukkig moment als Don Bosco in 1869 de pauselijke goedkeuring krijgt voor de salesiaanse congregatie. Hij droomt verder en realiseert in en buiten Italië steeds meer werken ten behoeve van de jeugd. Intussen is er in de buurt van Genua een groepje jonge vrouwen begonnen met een soortgelijk werk voor de meisjes. Op aangeven van Don Bosco wordt het in 1872 een congregatie onder de naam: Dochters van Maria Hulp der Christenen.

Een dromer:

Don Bosco was een dromer. Niet een dagdromer, maar iemand die in zijn dromen concrete aanwijzingen van God ontving. Dat was vroeg begonnen, al toen hij negen was: "Ik droomde dat ik op een groot erf was, waar veel jongens speelden, lachten en ook vloekten. Ik sprong ertussen om ze door schreeuwen en slaan tot zwijgen te brengen. Toen zag ik een voornaam man: zijn gelaat straalde zodat ik hem niet aan kon kijken. Hij riep me bij mijn naam en zei dat ik hun leider moest worden: - Niet met slaan maar met goedheid moet je ze tot vrienden maken -" Een droom die een heel levensprogramma zou worden. Over zijn dromen zei hij: "Ze geven een blik in zeer gecompliceerde dingen." Sommige verstond hij als aanwijzingen van God. Die konden heel praktisch zijn en gaan over een nieuw gebouw of de juiste contacten. Maar soms ook onheil-spellend: over mensen die zouden gaan sterven, over natuurrampen en dreigende perioden in de toekomst. Er waren meer wonderlijke dingen in zijn leven. Zijn werk werd niet door iedereen gewaardeerd en regelmatig werd hij bedreigd. Dan kon het gebeuren dat er ineens een grote zwarte hond opdook. Men noemde hem Grigio. Niemand wist waar die vandaan kwam of heen ging. Maar hij was er op de momenten dat Don Bosco bescherming nodig had, als een soort viervoetige engelbewaarder.

Een basiliek ter ere van Maria:

8 maart 1864. Talrijke eregasten en een paar honderd jongens verdringen zich op de bouwwerf naast het oratorium voor de eerstesteenlegging van de kerk van Maria Hulp der Christenen. Tijdens het welkomstwoordje verklaart Don Bosco met bewogen stem: "Deze achtste maart 1864 zal geschiedenis maken in ons werk. De eerste steen die wij hier oprichten doet werkelijk een droom in vervulling gaan. Reeds twintig jaar geleden, in 1844, zag ik hier in gedachten een prachtige kerk staan, die Maria voor zichzelf zou bouwen. Wij zijn hierbij slechts de werktuigen. In mijn droom zag ik een spreuk geschilderd in het koepelgewelf: - Van hier zal mijn roem uitstralen - . We mogen dus nog grote dingen verwachten." Tijdens het kleine feestje achteraf - de steen wordt door allen goedkeurend bewonderd - komt de aannemer Buzzetti op de gelukkige Don Bosco af. "Eerwaarde, proficiat! Maar mag ik na de vreugde even zakelijk worden?" "Juist", valt Don Bosco hem in de rede, "u wenst een eerste voorschot!" Tegelijk haalt hij zijn geldbuidel te voorschijn en schudt de hele inhoud in de open handen van Signor Buzzetti. Een schamele dertig lire valt eruit, belachelijk! "Meer heb ik niet, mijn beste. Maar maak je geen zorgen, de Moeder Gods helpt ons wel verder". Hierop gaat Don Bosco op een andere gast af. De aannemer staat er onthutst bij. Zijn arbeiders horen hem mompelen: "Dat kan hier plezierig worden."

Zonder middelen, maar met een grote dosis vermetelheid, was Don Bosco aan de plannen van zijn Mariabasiliek begonnen. Van bij de aanvang reeds - de aankoop van de bouwgrond - viel de vaak wonderlijke leiding van Maria te bespeuren. Van alle kanten kwamen giften toegestroomd. Er zaten bedragen tussen die tot op de lire de lopende rekeningen vereffenden, al was dat soms op de vervaldag zelf. Don Bosco's medehelpers geraakten hierbij in vertwijfeling, maar zelf liep hij er om het vrolijkst bij. "Waarom je opwinden", zei hij dan, "ik ben hier slechts kassier van iemand anders." Zijn voorliefde voor Maria, Hulp der Christenen, is ontstaan uit een droom (1862) waarbij de Kerk van Rome, uitgebeeld als een schip - met daarop de paus als stuurman -, in gevaar zou zijn in een geweldige storm en strijd. Midden in de zee stonden twee geweldige zuilen, de ene zuil met daarop een beeld van de onbevlekte Maagd Maria, de andere veel hogere zuil met daarop een zeer grote Hostie. De verdere inhoud en de betekenis van dit visioen zullen we hieronder bekijken. In dit visioen is sprake van drie witte gestalten: de paus, Maria en de Eucharistie. Deze drie witte gestalten zijn zeer belangrijk in het leven van Don Bosco, maar ook voor de toekomst van de Kerk. Nooit heeft Don Bosco getwijfeld aan de genadewerking van de Verrezen Heer. Steeds werden onmogelijke zaken tot een groot succes. Deze wonderwerken bleven tot aan zijn levenseinde.

Eucharistie in zijn leven:

Uit het leven van de heilige Don Bosco (1815-1888) zijn heel wat verbazingwekkende gebeurtenissen bekend, die betrekking hebben op de heilige Eucharistie. Alle verklaringen werden betrouwbaar opgetekend. Don Evasius Garrone verklaart als getuige: "In januari 1879 was ik misdienaar bij Don Bosco die de heilige Mis opdroeg aan het altaar in zijn voorkamer. Mijn medescholier Francini, die intussen overleden is, was er ook bij. Toen Don Bosco de heilige gedaantes omhoog hief, zagen wij, dat hij opgetogen was. Verheerlijking lag op zijn gezicht, zodat daardoor de hele kamer leek te stralen. Langzaam maakten zijn voeten zich los van de altaartrede en Don Bosco zweefde wel tien minuten lang in de lucht. Wij twee misdienaars konden - volgens het gebruik toen - de zoom van het misgewaad niet aanraken. Ik was uitermate verrast, wilde Don Bosco roepen, maar vond hem niet. Terug op mijn plaats zag ik nog net Don Bosco de treden naar beneden komen, de kamer leek mij bijna als een hemel. Op de heilige Mis volgde een lange dankzegging. Daarna bracht ik hem zo als gewoonlijk koffie en vroeg hem: "Maar Don Bosco, wat was er vanochtend aan de hand bij het opheffen van de heilige gedaanten? Hoe kwam het, dat die opeens zo hoog en groot werden?" Hij keek me slechts aan en zei, zonder het gespreksthema te veranderen: "Neem ook wat koffie". Hij schonk mij een kopje in en reikte het mij aan. Ik merkte meteen dat hij daarover niet wilde spreken, ik bleef daarom stil en dronk mijn koffie op. Tot driemaal toe was ik getuige van zijn omhoogzweven.

Uit de vroege priesterjaren van Don Bosco schreef een ooggetuige een gebeurtenis neer, die bevestigd werd en grote verbazing veroorzaakte. Het was in het jaar 1849. Men vierde in het Oratorium (gemeenschap van Don Bosco) een van de grootste feesten, het zou het Feest van Maria's Geboorte geweest kunnen zijn. Ongeveer 650 jongeren hadden het sacrament van de biecht ontvangen en bereidden zich nu voor op het ontvangen van de heilige communie. Don Bosco begon met de mis in de veronder-stelling, dat in het Tabernakel zoals gewoonlijk, een tot bovenaan gevulde kelk stond. De kelk was echter nagenoeg leeg. Josef Buzzetti was vergeten, een andere schaal met de te consacreren hosties op het altaar te zetten. Pas na de plechtige consecratie merkte hij het ongelukkige voorval op. Toen Don Bosco de heilige communie begon uit te delen, was hij bezorgd, omdat hij zo weinige hosties had en zo vele communicanten zag, die om het altaar stonden. Hij was diep bedroefd bij de gedachte, dat hij zo vele jonge mensen zonder het heilige sacrament zou moeten terugsturen. Hij hief zijn ogen ten hemel en ging door met het uitdelen van de heilige communie. Ziedaar, tot zijn grootste verwondering en tot de nog grotere verwondering van Buzzetti, die diep beschaamd was, omdat hij Don Bosco door zijn vergeetachtigheid zo in verlegenheid had gebracht, bemerkte Don Bosco dat de heilige hosties onder zijn handen vermeerderden. Zonder ook maar een hostie te moeten breken, kon hij aan allen de communie uitreiken. Toen men Don Bosco eens zelf over dit voorval vroeg, gaf hij het zonder meer toe. "Die macht, die het wonder van de transsubstantiatie volbrengen kan, zal ook een vermeerdering niet in de weg staan."

Visioen van Don Bosco mei 1862:

Op 26 mei 1862 beloofde Don Bosco zijn jongens op de laatste of voorlaatste dag van de maand "iets moois" te vertellen. Na het avondgebed van 30 mei loste hij in zijn avondgedachte deze belofte in. Hij zei: "Tot jullie geestelijk voordeel zal ik jullie vandaag een droom vertellen, die ik een paar dagen geleden heb gehad. Stellen jullie je voor, wij bevinden ons aan de kust bij de zee of beter nog, op een eenzame klip, en zien geen land, behalve de grond onder onze voeten. Op zee zien wij talloze schepen, die zich hebben opgesteld voor een zeeslag. Zij beschikken over ijzeren scheepspitsen en zijn met kanonnen, geweren, en allerhande ander schiettuig uitgerust. Zij naderen een schip dat veel groter is dan hun eigen schip en proberen deze met hun ijzeren spitsen te beschadigen, het in brand te steken en het alle mogelijke schade toe te brengen. Het grote schip wordt door vele kleine schepen omringd, die van hem bevelen ontvangen en het majestueuze schip tegen de vijandelijke vloot verdedigen. Zij hebben sterke tegenwind, en de onstuimige zee lijkt de aanvallers te begunstigen. Midden op zee staan op korte afstand van elkaar twee machtige zuilen. De ene wordt door een standbeeld van de Immaculata gekroond, aan wiens voeten staat: Auxilium christianorum (hulp van de Christenen). Op de tweede veel hogere en machtigere zuil zien wij een zeer grote hostie, waaronder op een schild de woorden staan: 'Salus credentium' (heil van de gelovigen). De paus als bevelhebber van de vloot ziet de woede van de vijanden en daarmee het gevaar, waarin zijn getrouwen verkeren. Hij roept derhalve de kapiteins van de begeleidende boten naar zijn schip voor beraadslaging. De storm wakkert steeds meer aan; de kapiteins moeten naar hun boten terugkeren. Nadat de zee weer kalm geworden is, roept de paus de kapiteins een tweede keer naar zich toe. Plotseling breekt de storm opnieuw los. De paus staat aan het stuur en tracht met alle kracht zijn schip tussen die twee zuilen te sturen, waaraan vele ankers en grote haken bevestigd zijn. De vijandelijke schepen beginnen nu met de aanval en willen het pauselijke schip doen zinken. Steeds weer proberen zij brandend materiaal aan boord van het grote schip te werpen en vuren met hun boordgeschut uit alle lopen.

Ondanks de felle strijd van de vijandelijke schepen en de inzet van alle wapens mislukt de aanval en het pauselijke schip doorklieft, hoewel het aan beide zijden beschadigd is, vol vertrouwen de zee, want amper getroffen, dicht een zachte wind, die uit de twee zuilen komt, meteen ieder lek. Op de schepen van de aanvallers ontploffen nu de lopen van de kanonnen, de boegen van de schepen barsten uit elkaar en zinken in de zee. Plotseling echter wordt de paus door een vijandelijke kogel getroffen. Zijn helpers ondersteunen hem maar kort daarna wordt hij opnieuw getroffen door het vijandelijke geschut en valt neer. Op de vijandelijke vloot klinkt geschreeuw van vreugde en overwinning. De op het pauselijke schip verzamelde kapiteins kiezen snel een nieuwe paus, zodat met het nieuws van de dood van hun bevelhebber tegelijkertijd het nieuws van de verkiezing van de opvolger bij de vijanden arriveert. Nu verliezen dezen plotseling alle moed, het pauselijke schip echter overwint alle hindernissen en vaart veilig tussen de twee zuilen door, waar het voor anker gaat. De vijanden vluchten, rammen elkaar en gaan ten onder. De kleine boten die het pauselijke schip begeleiden, roeien nu eveneens met volle kracht naar de zuilen toe en leggen daar aan. Op zee treedt een grote stilte in." Don Bosco vroeg aan zijn latere opvolger als Generaal Overste, Don Michael Rua: "Wat vind jij van dit verhaal?" Don Ruan antwoordde: "Het komt mij voor dat het schip van de paus de Kerk is, waarvan hij het opperhoofd is. De andere schepen zijn de mensen, de zee is de wereld. Zij die het grote schip verdedigen, zijn de trouwe aanhangers van de paus, de anderen zijn zijn vijanden, die met alle macht trachten, de Kerk te vernietigen. De twee Zuilen betekenen, lijkt mij, de verering van Maria en de heilige Eucharistie. Don Bosco zegt: "Je hebt juist gesproken. Alleen één uitdrukking moet gecorrigeerd worden: De vijandelijke schepen betekenen de vervolgingen van de Kerk. Ze brengen de Kerk de zwaarste beproevingen toe. Wat er tot nu toe gebeurde, is haast niets in vergelijking met wat nog zal komen. De schepen symboliseren de vijanden van de Kerk, die het hoofdschip trachten tot zinken te brengen, als het hen zou lukken. Slechts twee middelen blijven ons over tot redding in deze verwarring: de verering van de Moeder Gods en regelmatig de heilige communie ontvangen." Dit visioen van Don Bosco had vooral als doel: Ons tot gebed voor de Kerk en de Paus aan te moedigen en ons op de verering van het sacrament van het altaar en Maria, de Onbevlekt Ontvangenis, te wijzen.

Tot slot:

In 1888 is Don Bosco gestorven. Zijn levenswerk is doorgegaan. Door zijn rotsvaste geloof en onvermoeibare en creatieve daadkracht wist hij anderen te inspireren. In zijn tijd kwam hij als geroepen. Maar niet alleen voor zijn eigen tijd had hij een boodschap. Hij is ook van onschatbaar belang geweest voor mensen die in de 20e eeuw enorme veranderingen hebben doorgemaakt, ook in de Kerk. Als je ziet waar de nieuwe bewegingen in de Kerk hun inspiratie vandaan halen, dan is het juist uit een herbronning in het geloof, waarbij de paus als zichtbare plaatsvervanger van Christus op aarde een belangrijke plaats inneemt. En deze herbronning vindt met name plaats rond de Eucharistie, bron en hoogtepunt in de Kerk. En Maria wordt steeds meer ontdekt als degene die ons daarbij beter dan wie ook kan begeleiden. Deze drie witte gestalten zullen zich in de 21e eeuw ongetwijfeld verder uitkristalliseren in de geloofsbeleving van de katholieke Kerk.

Zaligverklaring 2 juni 1929 te Rome door paus Pius XI
Heiligverklaring 1 april 1934 te Rome door paus Pius XI

Met dank voor het mogen gebruiken van gegevens aan Nieuwsbrief over Actuele Verschijningen "Avé" van december 2004 door pastoor Rudo Franken.

Gebed tot Don Bosco

Heilige Giovanni Bosco,
zoals Jezus Christus bent u opvoeder geweest
met het hart van de Goede Herder.
U was erom bekommerd dat elke mens,
maar vooral iedere jongere,
de weg naar het echte volle geluk zou vinden.
Blijf bij ons: kinderen, jongeren
en opvoeders van deze tijd.
Beziel ons met de Geest en de waarden
waartoe het evangelie ons oproept:
aandacht voor kleinen,
vergeving zonder einde,
rechtvaardigheid in woord en daad
en solidariteit zonder grenzen.
Geef ons uw vertrouwen op God:
Hij zal leven geven, altijd opnieuw.
Heilige Giovanni Bosco, begeleid en vorm ons
tot goede navolgers van Jezus Christus,
elke dag van ons leven.
Amen.